Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
1 oktober 2021

Prediker 7:26-29 opnieuw vertaald

Jaap van Dorp

Een van de kritische reacties bij het boek Prediker in de NBV betrof Prediker 7:26-29. Waarom, zo luidde de kritiek, wordt dit de lezer voorgeschoteld als de visie van Prediker zelf? Recent onderzoek heeft toch laten zien dat Prediker hier een uitspraak uit zijn tijd aanhaalt en daarvan afstand neemt?

In dit artikel licht ik de NBV21-versie van Prediker 7:26-29 toe, waarbij ik aangeef hoe het onderzoek naar deze kwestie de vertaalbeslissingen in deze passage heeft beïnvloed.

De kwestie

Prediker 7:26-29 klinkt bijzonder vrouwonvriendelijk, met zinnen als ‘En wat ik vind is altijd weer een vrouw die bitterder dan de dood is, die een valstrik is’ (Prediker 7:26) en ‘Onder duizend mensen vond ik er maar één die ook werkelijk een mens was, maar het was geen vrouw’ (Prediker 7:28).

Een van de zwaartepunten van de revisie van de NBV was inderdaad het beoordelen van (nieuwe) exegetische inzichten. Deze passage bleek een prachtige kwestie. Het is de vraag of de auteur in Prediker 7:26 en 28 zijn eigen opvatting weergeeft of een vrouwonvriendelijke uitspraak van anderen citeert, om die vervolgens als onjuist aan de kaak te stellen. Negatieve uitspraken over vrouwen zijn onder de filosofen van de klassieke oudheid, onder de wijzen van het Oude Nabije Oosten en in de joodse wijsheidsliteratuur niet onbekend. Schaart Prediker zich achter dit gedachtegoed of verwerpt hij het juist?

De lijn van Prediker 7

Om grip te krijgen op de complexiteit van Prediker 7:26-29 is het allereerst van belang om de gedachtegang van de auteur in Prediker 7 te kennen. Wat is de lijn van het betoog in dit hoofdstuk? Vanaf Prediker 7:1 reflecteert Prediker op een klassieke vraag in de wijsheidsliteratuur: hoe moet je het streven naar (levens)wijsheid en wat dat oplevert, waarderen? Heeft wijs zijn überhaupt zin? Prediker doelt hier op de wijsheid die langs traditionele weg wordt verworven, namelijk door kennis te nemen van wat de wijzen uit vroeger tijd hebben gezegd. Wat blijft daarvan over als je zelf hun praktische levenslessen op een eerlijke manier gaat toetsen?

De conclusie van Prediker is dat wijs zijn in het leven van alledag weliswaar altijd meer voordeel biedt dan dwaas zijn (Prediker 7:12). Maar je moet de betekenis van de wijsheid ook weer niet overschatten en er een garantie in zien van een lang en gelukkig leven. Want de ervaring van Prediker is dat je in je pogingen om als een wijze te leven, ook kunt overdrijven en dat je jezelf op die manier te gronde richt, bijvoorbeeld door heel rechtvaardig te zijn (Prediker 7:15-16). Prediker waarschuwt ervoor dat de goedbedoelde en zogenaamd wijze uitspraken die van oudsher zijn overgeleverd, weleens van een heel beperkte waarde kunnen zijn bij het ontwikkelen van een levensvisie en dat die ook niet de meest aangewezen adviezen bevatten om de juiste beslissingen te nemen. Pas dus op voor overgeleverde wijsheden, want daardoor blijf je ver verwijderd van wat een wijs inzicht mag heten, concludeert Prediker nuchter in Prediker 7:23-24.

Maar daar laat Prediker het niet bij, hij geeft ook aan wat volgens hem het alternatief van de traditionele wijsheid is. In Prediker 7:25 legt hij zijn eigen benadering uit: ‘Ik heb met heel mijn hart kennis gezocht en alles wat er is heb ik proberen te doorgronden. Ik heb wijsheid gezocht en wilde tot een slotsom komen (…).’ Daarmee geeft Prediker aan wat zijn eigen weg tot wijsheid is: observaties verzamelen en ervaringen opdoen, die doordenken en daaruit conclusies trekken. Wijsheid is volgens hem een onderzoeksresultaat dat door waarneming en reflectie verkregen wordt. In vergelijking daarmee is de traditionele wijsheid, zoals die is overgeleverd in spreuken en uitspraken van anderen, niet meer dan oppervlakkige kennis.

Overgeleverde of doordachte wijsheid?

In de tweede plaats is het – vanwege het in het boek Prediker te maken onderscheid tussen traditionele wijsheid en wijsheid als resultaat van eigen onderzoek – essentieel om vast te stellen of we in vers 26 en 28 met een overgeleverde uitspraak van een of andere wijze te maken hebben of met een opvatting van Prediker zelf. De Hebreeuwse tekst van Prediker 7:26 biedt hiervoor een belangrijk aanknopingspunt. Het vers begint met het zinnetje oemotsè’ ’ani, met het subject ‘ik’ en een participiumvorm van het werkwoord matsa’, ‘vinden’, als predicaat. Vaak is hierbij gedacht aan een incidentele observatie van Prediker, die dan bijvoorbeeld zoals in de NBG-vertaling 1951 wordt ingeleid met ‘En ik ontdekte iets’ of in de Naardense Bijbel met ‘Ik vond iets’.

Maar die weergave is voor een participium geen voor de hand liggende keuze. Het participium in oemotsè’ ’ani is hier net als dezelfde nominale vorm in Prediker 8:12 (jodea‘ ’ani) in de vertaling beter getroffen met een iteratieve betekenis: ‘telkens/steeds weer vind ik’. In Prediker 8:12 wordt daarmee de bekende uitspraak uit de traditionele wijsheidsliteratuur ingeleid dat het iemand die ontzag voor God heeft goed zal vergaan – een bewering die door Predikers eigen observaties wordt gelogenstraft (Prediker 8:14).

Op dezelfde manier leiden de woorden oemotsè’ ’ani in Prediker 7:26 een uitspraak in die Prediker kennelijk meer dan eens in de traditionele wijsheid is tegengekomen of van anderen vernomen heeft. Dit is wat ‘ze zeggen’. De betreffende uitspraak gaat – in de bewoording van de NBV uit 2004 – over ‘een vrouw die bitterder dan de dood is, die een valstrik is. Haar hart is een klapnet en haar handen zijn ketenen. Een mens die God behaagt zal aan haar ontsnappen, maar een zondaar laat zich door haar strikken’. Net als in Prediker 8:12 moet dit niet gelezen worden als de mening van Prediker zelf, maar als de opvatting van anderen, van tijdgenoten of voorgangers, beoefenaars van de traditionele wijsheid. Deze nieuwe lezing van Prediker 7:26 is gedurende de voorbije dertig jaar in de exegetische studies een breedgedragen interpretatie geworden (zie de studies onder ‘geraadpleegde literatuur’).

In vers 28 reflecteert Prediker op een andere misogyne uitspraak: ‘Onder duizend mensen vond ik er maar één die ook werkelijk een mens was, en dat was geen vrouw.’ Ook deze negatieve uitspraak is in de geschiedenis van de Bijbeluitleg aan Prediker toegeschreven. De formulering in het Hebreeuws heeft echter veel weg van een spreuk uit de traditionele wijsheid. Bovendien wordt de spreuk door Prediker ingebed in het stramien van onderzoek en toetsing dat kenmerkend is voor heel Prediker 7 en dat hij in vers 25 uiteenzet. Prediker leidt de spreuk in met de woorden ‘dit heb ik met hart en ziel gezocht, maar niet gevonden’. ‘Zoeken’ betekent hier: kennis zoeken, en ‘vinden’ betekent: bevestigd vinden. Oftewel, Prediker heeft voor de ‘wijsheid’ die hij in vers 28 aanhaalt geen enkel bewijs gevonden.

Een belangrijk uitgangspunt binnen de NBV-vertaalmethode is oog hebben voor het genre en de stijl van de tekst. Prediker hanteert een onderzoekende stijl. Daar hoort bij dat hij bekende ‘wijsheden’ van zijn tijd erbij haalt en die vervolgens van commentaar voorziet. Lang niet altijd maakt hij dat expliciet (aanhalingstekens bestonden nog niet), en dat was ook niet nodig. Wie alert is op deze stijl vindt aanknopingspunten om zulke ‘citaten’ te herkennen, zoals in Prediker 7:26 en Prediker 7:28. Het is mooi dat dit recente inzicht in de stijl van Prediker ook tot een nieuw vertaalinzicht heeft geleid.

Vertaaloplossing van de NBV21

Prediker 7:26-29

NBV

26En wat ik vind is altijd weer een vrouw die bitterder dan de dood is, die een valstrik is. Haar hart is een klapnet en haar handen zijn ketenen. Een mens die God behaagt zal aan haar ontsnappen, maar een zondaar laat zich door haar strikken. 27Al met al, zegt Prediker, is dat de slotsom van mijn onderzoek. 28Ik heb met hart en ziel gezocht, maar nog altijd niet gevonden. Onder duizend mensen vond ik er maar één die ook werkelijk een mens was, maar het was geen vrouw. 29Alles wat ik vond is dit: de mens is een eenvoudig schepsel. Zo is hij door God gemaakt, maar hij heeft talloze gedachtespinsels.

NBV21

26Altijd weer hoor ik over een vrouw die bitterder zou zijn dan de dood. Een valstrik is zij, haar hart is een klapnet en haar handen zijn ketenen. Een mens die God behaagt zal aan haar ontsnappen, maar een zondaar laat zich door haar strikken. 27Al met al, zegt Prediker, is wat nu volgt de slotsom van mijn onderzoek. 28Dit heb ik met hart en ziel onderzocht: ‘Onder duizend mensen vond ik er maar één die ook werkelijk een mens was, en dat was geen vrouw.’ Maar ik zag dat nooit bevestigd. 29Het enige wat ik vond is dit: de mens is door God rechtschapen gemaakt, maar altijd weer kiest hij de verkeerde wegen.

De vraag is hoe het onderscheid tussen de traditionele ‘wijsheden’ die Prediker aanhaalt en zijn eigen conclusies op een zinvolle manier kan worden verwerkt in de vertaling van Prediker 7:26-29.

  1. 1.De NBV laat vers 26 beginnen met: ‘En wat ik vind is altijd weer een vrouw (…).’ Omdat de auteur hier een vaak gehoorde opvatting gaat introduceren, wordt de relatie met het voorgaande vers anders. Daardoor klopt het gebruik van ‘en’ aan het begin van de zin niet meer. Als illustratie bij vers 25 is oemotsè’ ’ani in vers 26 epexegetisch op te vatten. Dat maakt het gebruik van het voegwoord ‘en’ misplaatst en overbodig.
  2. 2.Om de iteratieve betekenis van oemotsè’ ’ani een plaats te geven en om duidelijk te maken dat het vervolg in vers 26 een uitspraak van anderen is, kiest de NBV21 voor ‘altijd weer’ en ‘hoor ik over’ als weergave van het participium van matsa’, ‘vinden, ontdekken’. Wat Prediker zoal heeft gehoord (‘een vrouw die bitterder zou zijn dan de dood’) is in de NBV21 weergegeven met een irrealis. Zo wordt de lezer erop geattendeerd dat het om een bewering gaat waarvan volgens de auteur niet bewezen is dat die ook een werkelijke situatie beschrijft. Wat door anderen als traditionele wijsheid is doorgegeven, wordt ter discussie gesteld.
  3. 3.In vers 27 is de NBV op één detail na overgenomen in de NBV21. Nieuw is dat in de vertaling expliciet is gemaakt dat het vers verwijst naar de bevindingen waarvan in vers 28 sprake is: wat volgt is de slotsom van het eigen onderzoek van Prediker. In principe kan grammaticaal ook verwijzen naar het voorafgaande vers. Maar met veel andere vertalingen kiest de NBV21 voor een vooruitwijzing naar de conclusie die Prediker in het vervolg trekt (‘wat nu volgt’).
  4. 4.In de vertaling van vers 28 is duidelijk gemaakt dat het onderzoek van Prediker betrekking heeft op een bijzonder negatieve uitspraak over de vrouw. Deze uitspraak is als citaat in de vertaling opgenomen, en het gebruik van aanhalingstekens onderstreept dat: ‘Onder duizend mensen vond ik er maar één die ook werkelijk een mens was, en dat was geen vrouw.’ Prediker concludeert dat ook die uiterst negatieve uitspraak over de vrouw niet strookt met de werkelijkheid: hij heeft er nooit goede argumenten voor gevonden, hij zag de uitspraak nooit bevestigd.

Consistent betoog

Deze lezing van Prediker 7:26-29, die dankbaar gebruikmaakt van nieuwe inzichten in Predikers stijl van redeneren, levert een belangrijk voordeel op. Het was altijd de vraag hoe vers 29 zich verhoudt tot het voorgaande. Dat vers 29 Predikers eigen conclusie verwoordt is duidelijk. Maar in de lezing van de NBV uit 2004 is het onduidelijk hoe Predikers conclusie in vers 29 zich verhoudt tot wat hij kennelijk ook zelf concludeert in de verzen ervoor. In de NBV21 is de lijn van zijn betoog helder. De wijsheid die voor het grijpen ligt, wijst naar ‘de vrouw’ als het probleem. Dat, zo zegt Prediker, heb ik nooit bevestigd gezien. Niet de vrouw is het probleem, de mens is het probleem. De mens is rechtschapen gemaakt, maar altijd weer zoekt hij verkeerde wegen.

Dr. Jaap van Dorp is specialist vertalen en exegese Oude Testament bij het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap en werkte mee aan de NBV21.

Bronvermelding

Jaap van Dorp, ‘Prediker 7:26-29 opnieuw vertaald’ in: Met Andere Woorden 40/2 (oktober 2021), 42-49.

Geraadpleegde literatuur

  • Karel Deurloo & Nico ter Linden, Het luistert nauw. De Nieuwe Bijbelvertaling nader bekeken, Amsterdam 2008.
  • Thomas Krüger, Kohelet (Prediger), Biblischer Kommentar Altes Testament XIX (Sonderband), Neukirchen-Vluyn 2000.
  • Norbert Lohfink, ‘War Kohelet ein Frauenfeind? Ein Versuch, die Logik und den Gegenstand von Koh. 7,23-8:1a herauszufinden’ in: Maurice Gilbert (ed.), La Sagesse de l’Ancien Testament (Nouvelle édition mise à jour), Bibliotheca Ephemeridum Theologicarum Lovaniensium 51, Leuven 1990 (2de editie), 259-287.
  • Luizi Mazzinghi, ‘The Verbs matsa’, “to find”, and biqqesj, “to search”, in the Language of Qohelet. An Exegetical Study’ in: A. Berlejung & P. van Hecke (eds.), The Language of Qohelet in its Context, Essays in Honour of Prof. A. Schoors on the Occasion of his Seventieth Birthday, Leuven 2007, 91-120.
  • Diethelm Michel, Untersuchungen zur Eigenart des Buches Qohelet. Mit einem Anhang von Reinhard G. Lehmann: Bibliographie zu Qohelet, BZAW 183, Berlin 1989, 225-238.
  • Graham S. Ogden & Lynell Zogbo, A Handbook on Ecclesiastes, Helps for Translators, UBS-Handbook Series, New York 1997.
  • Johan Y.S. Pahk, ‘The Significance of ’asher in Qoh 7,26: “More bitter than death is the woman, if she is a snare”’ in: A. Schoors (ed.), Qohelet in the Context of Wisdom, Bibliotheca Ephemeridum Theologicarum Lovaniensium 136, Leuven 1998, 373-383.
  • Antoon Schoors, ‘Bitterder dan de dood is de vrouw (Koh 7,26)’ in: Bijdragen, tijdschrift voor filosofie en theologie 54 (1993), 121-140.
  • Antoon Schoors, Ecclesiastes, Historical Commentary on the Old Testament, Leuven 2013.
  • Ludger Schwienhorst-Schönberger, Kohelet, Herders Theologischer Kommentar zum Alten Testament, Freiburg im Breisgau 2011 (2de herziene druk).

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.12
Volg ons