Paulus, vrouwen en handschriften
Afgelopen zomer publiceerde Philip B. Payne een wetenschappelijk artikel
De betreffende tekst is 1 Korintiërs 14:34-35
Vrouwen moeten gedurende uw samenkomsten zwijgen. Ze mogen niet spreken, maar moeten ondergeschikt blijven, zoals ook in de wet staat. Als ze iets willen leren, moeten ze het thuis aan hun man vragen, want het is een schande voor een vrouw als ze tijdens een samenkomst spreekt.
Payne vestigt in zijn artikel de aandacht op de vierde-eeuwse Codex Vaticanus
Afbeelding 1, 1 Korintiërs 14:34-35
Kunnen we dit niet even checken in het origineel? Nee, helaas niet. Van geen enkel nieuwtestamentisch geschrift hebben we het origineel (zoals van geen enkel geschrift uit de oudheid). We moeten het dus doen met de kopieën die we hebben teruggevonden. Als deze kopieën van elkaar afwijken (en dat doen ze voortdurend), dan moet er een beredeneerde keuze worden gemaakt welke ‘variant’ waarschijnlijk origineel is. Maar ook als de kopieën niet van elkaar afwijken, kun je soms beargumenteren dat een bepaald woord of zelfs een aantal zinnen vermoedelijk niet origineel zijn. De technische term voor zo’n hypothese is ‘conjectuur’. Paynes voorstel om 1 Korintiërs 14:34-35
Paynes argumentatie op basis van de mysterieuze symbolen in de kantlijn is niet onomstreden (zo stellen anderen dat de symbolen meer dan duizend jaar jonger zijn dan de tekst in het handschrift). Maar er zijn meer argumenten tegen de echtheid van 1 Korintiërs 14:34-35
Het vierde argument heeft weer met handschriften te maken. In een aantal handschriften, waaronder de zesde-eeuwse Codex Claromontanus
Om bovenstaande redenen wordt de authenticiteit van 1 Korintiërs 14:34-35
Er is overigens nóg een handschriftenkwestie waar de positie van vrouwen in de vroege kerk aan de orde is. In Romeinen 16:7
Het punt is namelijk dat je in het Grieks aan het woordaccent kunt zien of het om een man of een vrouw gaat. Is het Junían (vierde naamval vrouwelijk) of Junián (vierde naamval mannelijk)? Helaas worden in onze oudste en belangrijkste handschriften geen woordaccenten gebruikt. In jongere handschriften staan wel accenten, en daar zie je dat het woord zowel vrouwelijk als mannelijk geaccentueerd wordt.
Afbeelding 2, Romeinen 16:7
De handschriften bieden dus geen uitsluitsel. Daarom is het strikt genomen mogelijk om Junian te vertalen als Junias, gewoon een mannelijke apostel. Dit is bijvoorbeeld de vertaling van de NBG51 en de HSV. Overigens is er onder geleerden inmiddels een sterke consensus dat het in Romeinen 16:7
Junia was duidelijk ook niet de enige vrouw in Paulus’ netwerk die een belangrijke rol speelde in de eerste gemeenten. Zo roemt Paulus in Romeinen 16
Deze blog is geschreven door gastblogger dr. Bart Kamphuis. Bart Kamphuis is docent en studentcoördinator bij de theologische opleidingen van Hogeschool Viaa in Zwolle. Hij promoveerde recent bij de Vrije Universiteit in Amsterdam op leven en werk van Jan Hendrik Holwerda (1805-1886), die veel betekend heeft voor de studie van de nieuwtestamentische handschriften.