Moederen als Mozes
Wat eindexamen en Deuteronomium met elkaar te maken hebben
Zo’n kleine 175.000 jongeren doen in de komende weken eindexamen. 175.000 keer weke knieën en hartkloppingen, nachten waarin je uiteindelijk met je hoofd in het boek in slaap valt en appjes naar de verhuurder van het huisje waar de examenreis naartoe moet gaan.
Het grote loslaten
En ja, ook 175.000 keer ouders en opvoeders die het allemaal met een combinatie van trots en lede ogen aankijken en zich afvragen waar de tijd gebleven is. Ik hoor bij deze laatste groep. Het toeval wil dat ik juist in deze tijd met Bijbel in een jaar
En ineens betrap ik mezelf op het reflex om – net als Mozes ‘in de dorre vlakte aan de overkant van de Jordaan, ter hoogte van Suf’ (Deuteronomium 1:1) – nog eens uitvoerig terug- en vooruit te kijken, om me ervan te verzekeren dat ik echt alles heb overgedragen wat overgedragen moest worden.
Nou ga ik er niet vanuit dat het afscheid even definitief zal zijn als bij Mozes – sterker nog, de kans is groot dat zoonlief de komende jaren nog zijn kamer in hotel Mama aanhoudt. Maar zijn keuzes en alle gevolgen daarvan komen dan echt voor zijn rekening. En dat doet dan toch weer verdacht veel denken aan Mozes, die de Israëlieten keer op keer inprent dat ze een keuze moeten maken tussen voorspoed en tegenspoed, tussen leven en dood (Deuteronomium 30:15). De gevolgen als het volk dat niet doet, liegen er niet om. Allerlei enge ziektes en gezwellen (hoe zat het ook alweer met de toename van soa’s en schurft onder studenten?), honger, dood, en als ultiem schrikbeeld de verbanning uit het beloofde land waar ze op dit moment nog niet eens wonen.
Met de kennis van nu
Het aparte van deze hoofdstukken in Deuteronomium is dat je er de ervaring van ballingschap en terugkeer, zoals die honderden jaren na Mozes werkelijkheid werden, al in terugleest. De auteurs, of in ieder geval de schrijvers die de boeken in hun uiteindelijke vorm samenstelden, wisten al dat de Israëlieten keer op keer plank mis zouden slaan, en kenden de vervloekingen uit hoofdstuk 28 uit eigen ervaring of uit de verhalen van hun houders en grootouders. Sterker nog: ze wisten ook dat het uiteindelijk weer goed zou komen – tot op zekere hoogte. Heel deze bewogen speech van Mozes is dus eigenlijk mosterd na de maaltijd. Maar net als wij nog elk jaar stilstaan bij de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog om daardoor onze keuzes in het nu te laten bepalen, was het van cruciaal belang dat elke nieuwe generatie zou horen wat hun voorouders met God hadden meegemaakt, en welke keuze Hij ook aan hen voorlegde.
Op naar de toekomst!
En dan dringt zich weer de vraag aan me op: heb ik, hebben wij aan zoonlief meegegeven wat nodig is om die keuze te maken? Hebben we voorgeleefd wat voorgeleefd moest worden? Als je dat definieert als altijd precies het goede doen, is het eerlijke antwoord: nee. Maar als het erom gaat te laten zien wat het is om met God te leven, dan hoop ik dat er toch ergens, bewust of onbewust, voldoende is blijven hangen.
Geeft dat garanties? Helaas niet. De toekomst is toch echt de toekomst, en niet zoals in Deuteronomium een toekomst waar je eigenlijk al op terugkijkt. Maar dat hoeft misschien ook niet. ‘Wat verborgen is, behoort de HEER, onze God, toe; wat openbaar is, komt ons toe’ (Deuteronomium 29:28a, NBV21). Of, zoals de Bijbel in Gewone Taal vertaalt:
Alleen God kent de toekomst
En zo is het maar net.
Anne-Mareike Schol-Wetter