Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
29 januari 2018Riemer Roukema

De drie-eenheid uitleggen

Veel christenen stellen zich God voor als Vader, Zoon en heilige Geest, en spreken van Gods drie-eenheid. Die term komt nergens in de Bijbel voor, dus de vraag hierboven is begrijpelijk. Het lijkt een echt protestantse vraag, want protestanten willen zich voor hun geloof meestal oriënteren op de Bijbel. Zij willen graag de dingen van het geloof uitleggen, dus ook begrijpen. De uitdrukking ‘drie-eenheid’ lijkt heel onlogisch te zijn en moeilijk uit te leggen. Want hoe kan iets tegelijk één en drie zijn? Hiernaast wordt uiteengezet dat ‘drievoudigheid’ eigenlijk een betere term zou zijn. Maar hoe kwamen de christenen ertoe, God daarmee aan te duiden? 

Is Jezus ook God?

Het optreden van Jezus van Nazaret staat aan de basis van het geloof in Gods drievoudigheid. Allerlei mensen hebben in Jezus God herkend. Zij geloofden dat hij door God naar de mensen was gestuurd en dat hij God vertegenwoordigde. Hij was, zogezegd, God in eigen persoon. Men sprak ook over hem als ‘Zoon van God’.  
In Johannes 10:33 wordt Jezus ervan beschuldigd dat hij zichzelf voor God uitgaf. Die beschuldiging was niet terecht, want Jezus duidde zichzelf niet als God aan. Wel waren christenen van de begintijd ervan overtuigd dat Jezus na zijn dood aan het kruis bij God in de hemel was opgenomen. Daar had hij de naam van God ontvangen. Zo staat dit in Paulus’ brief aan de Filippenzen 2:9-11.
Maar als God in Jezus naar de wereld was gekomen, geloofde men dan dat God toen alleen in hem aanwezig was? Betekende dit – bij wijze van spreken – dat de hemel tijdelijk leeg was omdat God naar de aarde was afgedaald in de persoon van Jezus? Nee, zo zagen de eerste christenen dat niet. God (‘de Vader’) was en bleef God van de hele wereld. Wel geloofden zij dat God in het bijzonder in Jezus aanwezig was. Jezus was dus veel meer dan een begaafd mens.

Bidden tot Jezus

Dat Jezus voor de eerste christenen veel meer was dan een bijzonder mens, blijkt ook uit hun gebeden. Na Jezus’ aardse leven riepen zij in hun gebeden niet alleen God de Vader aan, maar ook Jezus Christus (zie bijvoorbeeld Handelingen 7:59; 1 Korintiërs 1:2). Dat zij tot Jezus baden, duidt erop dat zij ook hem als goddelijk beschouwden. Het lijkt er dan misschien op dat christenen in twee verschillende goden geloofden, maar zo beleefden ze dat niet. Ze zagen God de Vader en zijn Zoon Jezus als een eenheid. Daarom baden zij tot God de Vader ‘in de naam van Jezus’ (vgl. Johannes 14:13-14; 15:16; 16:26). Dat betekent dat zij God aanspraken via Jezus. Ze wilden God en Jezus dus niet van elkaar scheiden.

De Geest van God

Daarmee zijn we er nog niet. Tijdens zijn optreden was Jezus geïnspireerd door Gods Geest, zo lezen we in de vier evangeliën (bijv. Lucas 3:21-22; 4:14, 18). Dankzij Gods Geest was hij ertoe in staat mensen te bevrijden van de demonen waardoor ze gekweld werden (Matteüs 12:28).
Gods Geest wordt ook in het Oude Testament al genoemd (bijv. Genesis 1:2; Psalm 51:13; 104:30; Jesaja 42:1; ook wel vertaald met ‘adem’). Die Geest werd daar gezien als Gods adem waarmee hij mensen en de hele schepping bezielde.

Christenen geloofden dat Gods Geest in het bijzonder aanwezig was geweest in Jezus, maar ook dat zijzelf die Geest hadden ontvangen. Zij ervoeren dat Gods heilige Geest, ofwel de Geest van Jezus, in hen woonde. Dat had Jezus zo aangekondigd, en zo werd dat sinds het Pinksterfeest beleefd (Matteüs 3:11; 10:20; Johannes 14:16-17; 15:26; 16:7; Handelingen 2; Romeinen 8:1-11). Naast Jezus was die Geest dus weer een andere gestalte van God.

Die Geest was in zekere zin God zelf, maar wordt in de Bijbel toch vaak van God ‘de Vader’ onderscheiden. Paulus schrijft zelfs dat die Geest voor de gelovigen bidt tot God (Romeinen 8:26-27). Op andere plaatsen noemt Paulus God, Christus en de Geest vlak na elkaar. Bij het opsommen van een aantal gaven van de Geest varieert hij in het noemen van de Geest, de Heer (Jezus Christus) en God (1 Korintiërs 12:4-6). Een van zijn zegenwensen luidt: ‘De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap met de heilige Geest zij met u allen’ (2 Korintiërs 13:13). Uit zulke teksten blijkt dat hij God, Jezus Christus en de Geest op één lijn plaatste. In de brieven van Paulus is geen leer van Gods drievoudigheid te vinden, maar wel de voorstelling dat God zich in die drie gestalten had bekendgemaakt. Vandaar dat hij in zulke teksten God, de Heer Jezus Christus en de Geest in één adem noemde.

Geen statische God

Paulus was niet de enige die leefde en geloofde met dat drievoudige schema. De manier waarop in het evangelie van Johannes Jezus’ afscheidswoorden zijn geformuleerd, laat dat ook zien. Regelmatig worden daar God, de Geest en Jezus nauw met elkaar in verband gebracht (bijv. Johannes 14:16-17; 14:26; 15:26; 16:12-15).

Het allerduidelijkst komt dat drievoudige schema tot uiting aan het eind van het evangelie van Matteüs. Na zijn opstanding zegt Jezus daar tegen zijn volgelingen dat zij alle volken tot zijn leerlingen moeten maken. Daarbij moeten zij hen dopen ‘in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest’. Het is voor velen moeilijk voor te stellen dat de verrezen Jezus dat letterlijk zo heeft gezegd. Maar in ieder geval mogen we ervan uitgaan dat in de gemeente waarvoor Matteüs schreef de doop zo werd bediend: in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. De hele kerk heeft die doopwoorden overgenomen. Met die woorden werd een gelovige ingelijfd bij de ene God die zich als de hemelse Vader, en in zijn Zoon Jezus Christus, en in de kracht en bezieling van de heilige Geest had bekendgemaakt.

Ook deze doopformule bevat geen uitgewerkte leer van Gods drievoudigheid. Maar die woorden getuigen wel van een besef, dat vanaf het begin met de kerk is meegegaan: de ene God is niet statisch, maar dynamisch en beweeglijk. Hij overziet de hele wereld en de hele geschiedenis, maar in de persoon van Jezus is hij ook mensen komen opzoeken om hen op Gods koninkrijk te wijzen en op te roepen hun leven daarop in te stellen. Met zijn Geest heeft hij niet alleen Jezus bezield, maar wil hij leven in alle mensen die zich op hem richten.

Toch één God

Het is dus niet zo vreemd dat de kerk al in haar begintijd is gaan spreken over Gods drievoudigheid (trias). Toch waren de christenen ervan overtuigd dat zij niet in drie verschillende goden geloofden. Voor hen ging het vanzelfsprekend om de ene God die zich op verschillende manieren bekend maakte. Dat God één is, staat bijvoorbeeld in Deuteronomium 6:4, Marcus 12:30 en 1 Korintiërs 8:4-6. Vandaar dat niet alleen de termen ‘drievoudigheid’ ofwel ‘triniteit’ worden gebruikt, maar ook vaak ‘drie-eenheid’.

Het is misschien niet eenvoudig, maar wel mogelijk om de ‘drie-eenheid’ uit te leggen op grond van Bijbelteksten. Maar hebben we daarmee alles begrepen? Nee. Want God gaat ons denken en verstand uiteindelijk te boven. De menselijke woorden die wij voor God gebruiken blijven gebrekkig. Ook dat besef komt in de Bijbel voor (bijv. in Romeinen 11:33; 1 Korintiërs 13:9-12; Filippenzen 4:7).

Is ‘drie-eenheid’ wel de goede term?

De term ‘drie-eenheid’ is verwarrend, want hoe kan iets of iemand nu tegelijk één en drie zijn? Het is nuttig te weten dat in lang niet alle talen die term ‘drie-eenheid’ voor God wordt gebruikt. In het Engels bijvoorbeeld zegt men trinity, en dat is afkomstig van het Latijnse trinitas. In het Grieks, vroeger een wereldtaal, luidde de term trias. Dat woord gebruiken we in het Nederlands nog steeds wel voor iets wat uit drie delen bestaat. Al die termen betekenen niet ‘drie-eenheid’, maar ’drietal’ of ‘drievoudigheid’.
Met de termen trias en trinitas drukten de christenen al vanaf de tweede eeuw van onze jaartelling uit dat de ene God van de Bijbel zich op drie manieren bekendmaakt:

  • als God de Vader, die aan het begin van deze wereld staat en tot het einde daarop betrokken is,
  • in Jezus Christus, die als Gods Zoon werd gezien, en
  • in de Geest van God, die onder meer in Jezus aanwezig was en mensen wil inspireren.

Het zou misschien beter zijn als wij niet over Gods drie-eenheid zouden spreken, maar over Gods drievoudigheid. In oude boeken lezen we over Gods Drievuldigheid, en dat is hetzelfde als zijn drievoudigheid.

En 1 Johannes 5:7-8 dan?

In veel Bijbels lijkt de eerste brief van Johannes 5:7-8 een duidelijk ‘bewijs’ voor de leer van de drie-eenheid te bevatten. In de Nieuwe Vertaling van 1951 staat daar:

Er ging helaas iets mis.

Met ‘het Woord’ is Jezus Christus bedoeld (vgl. het evangelie van Johannes 1:1-18). Maar aan de vierkante haken [ ] is al te zien dat er met deze tekst iets aan de hand is. De woorden die tussen deze haken staan, zijn in de vierde eeuw aan de tekst toegevoegd en stonden dus niet in de oorspronkelijke brief. Ze kunnen dus niet worden aangehaald als een Bijbels getuigenis van Gods ‘drie-eenheid’.

Om verder te lezen

  • G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek. Een inleiding, Zoetermeer 2012, hoofdstuk 3, vooral p. 88-93
  • Eginhard Meijering, God Christus Heilige Geest. Achtergrond en bedoeling van de leer van de drieëenheid, [Amsterdam] 2002
  • Riemer Roukema, “De Bijbelse basis van Gods drievoudigheid”, Marturia 3/4 (2010), 2‑4, op https://www.evangelisch-college.nl/files/get/461.pdf
  • Riemer Roukema, Jezus, de gnosis en het dogma, Zoetermeer 2007
  • Gie Vleugels en Maria Verhoeff, De leer van de twaalf. De boodschap van de apostelen en de traditionele geloofsbelijdenissen, Heerenveen 2006

Riemer Roukema is onderzoekshoogleraar Vroeg Christendom, PThU Groningen. Zijn blog is oorspronkelijk gepubliceerd op www.pthu.nl/Bijbelblog.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.24.4
Volg ons