Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
29 januari 2018

Hoe goed is de tekst van het Nieuwe Testament overgeleverd?

In de loop van de eeuwen is het Nieuwe Testament duizenden zo niet tienduizenden keren overgeschreven. Het is geen geheim dat in dat overschrijfproces talloze fouten gemaakt zijn. In deze blog onderwerpen we de verschillen in de overlevering aan een kritische blik en wordt de vraag beantwoord in hoeverre we kunnen zeggen dat het Nieuwe Testament goed is overgeleverd. We concentreren ons op de overlevering in de oorspronkelijke taal, het Grieks.

Bronnen
De bronnen die we hebben kunnen op verschillende manieren worden gerangschikt: op vorm, op schrijfmateriaal en op lettervorm. In de banners hiernaast worden ze één voor één uitgelegd. In de praktijk worden deze categorieën door elkaar gebruikt en spreken we over papyri (vaak slechts fragmenten), majuskelhandschriften en minuskelhandschriften (zie foto’s voor voorbeelden). Naast deze drie praktische categorieën is er nog een vierde, namelijk die van de lectionaria (liturgische boeken). Dit zijn handgeschreven boeken met daarin de verschillende perikopen van het kerkelijk jaar gerangschikt op datum. Zij bevatten echter niet een doorlopende tekst van het Nieuwe Testament.
Wat hoeveelheden betreft staat de teller momenteel op de volgende getallen, hoewel er bijna jaarlijks nieuwe ontdekkingen bij komen:

Papyri

132

Majuskelhandschriften

323

Minuskelhandschriften

2931

Lectionaria

2465

Totaal

5851    

hand-swipe-horizontalSwipe om alle gegevens te zien

   
Sommige handschriften hebben per ongeluk een dubbel nummer gekregen, omdat verschillende delen in verschillende bibliotheken lagen. In werkelijkheid hebben we ongeveer 5800 handschriften. En dan te bedenken dat dit nog maar een fractie is (5%?) van wat er ooit geweest moet zijn!

​ 
Majuskelhandschrift 0189 (c. 200; Handelingen 5:3-4). Een leuk detail is dat de overschrijver van een gemorste inktdruppel een mooi plaatje heeft getekend.

Fouten?
Wat is er met de tekst van het Nieuwe Testament gebeurd tijdens de eeuwen van overschrijven? We beginnen bij de ingrijpendste vormen van variatie, om dan terug te werken naar de minder ernstige categorieën.
Allereerst zijn er complete passages waarvan het onzeker is of ze wel in de allereerste handschriften stonden, of waarvan wetenschappers praktisch zeker zijn dat ze niet in de eerste handschriften voorkwamen. Deze varianten (zie banner) zijn het ingrijpendst. De bekendste voorbeelden zijn het slot van Marcus (16:8–20), de overspelige vrouw (Johannes 7:53–8:11) en de lofzegging aan het eind van het Onze Vader in Matteüs (6:13). Er zijn er echter nog een heel aantal meer: Matteüs 17:21; 18:11; 23:14; Marcus 7:16; 9:44, 46; 11:26; 15:28; Lucas 17:36; 23:17; Johannes 5:3b–4; Handelingen 8:37; 15:34; 24:6b–8a; 28:29; Romeinen 16:24(–27). In de diverse Nederlandse vertalingen wordt verschillend met deze passages omgegaan.
Twee observaties:

  1. 1.het betreft hier belangrijke ‘ingrepen’ in de tekst, 
  2. 2.dit type variatie gaat slechts op voor een zeer beperkt aantal passages.

Ten tweede zijn er losse woorden of zinsdelen die de betekenis van de tekst ingrijpend veranderen. Te denken valt aan de aan- of afwezigheid van ‘God’ in 1 Timoteüs 3:16, waar van Christus gezegd wordt: “God is geopenbaard in het vlees” of “Die geopenbaard is in het vlees.” Andere voorbeelden zijn: Johannes 1:18, Matteüs 24:36; Marcus 6:11; 10:24; Lucas 1:28; 23:34; Johannes 6:69; 8:59; Handelingen 23:9; Romeinen 8:1 (de verschillen zijn steeds goed zichtbaar wanneer de HSV met de NBV wordt vergeleken). Deze lijst kan in tegenstelling tot de vorige nog flink worden uitgebreid.

Ten derde zijn er tal van grammaticale verschillen, die in vertaling nauwelijks zichtbaar zijn. Te denken valt aan verschillen in werkwoordsvorm, voorzetsel of lidwoord, of verschillen in woordvolgorde.

Ten vierde bevatten handschriften verschillen in spelling, die de betekenis van de woorden niet veranderen.

Ten slotte zijn er de vele duizenden overschrijffouten die een grammaticaal onjuiste tekst opleveren, maar de betekenis niet veranderden. Bij het lezen of overschrijven werden ze doorgaans weer verbeterd. 
Al deze verschillen leveren ongeveer 300.000 tot 400.000 verschillen op tussen de 5800 handschriften of fragmenten van handschriften, waarvan verreweg het overgrote deel valt in de derde, vierde en vijfde categorie verschillen. Dat betekent dat verreweg de meeste verschillen niet ingrijpend zijn.


Papyrus 52 (c. 125; Johannes 18:31-33; 37-38)

Tekstreconstructie
Wat doen we in de tekstkritiek met al deze verschillen? Tekstkritiek betekent overigens niet kritiek op de tekst hebben, maar de kritische wetenschap die zich bezighoudt met de reconstructie van de tekst.
Allereerst worden de verschillen uit de vierde en vijfde categorie weggelaten, omdat die onbelangrijk zijn en geen invloed hebben op de betekenis van de tekst. Vervolgens worden de werkelijke verschillen in hun onderscheiden gradaties in kaart gebracht. Wanneer dat gebeurd is, moeten de verschillende lezingen worden beoordeeld: is een lezing authentiek of een latere verandering? We zijn gewend daar een tweevoudige methode voor te gebruiken: de methode van externe en van interne criteria.

De methode van externe criteria kijkt naar de handschriften zelf. Hoe oud zijn ze? Hoe ouder hoe minder fouten er waarschijnlijk in gemaakt zijn. Hoe goed is de kwaliteit van de tekst in de betreffende handschriften? Door welke handschriften wordt een lezing ondersteund? In de praktijk komt het erop neer dat een lezing die door oude handschriften van goede kwaliteit gesteund wordt waarschijnlijk oorspronkelijk is. Bovendien is een lezing die in uiteenlopende handschriften wordt gevonden waarschijnlijk authentieker, dan een lezing die maar in een zeer beperkt groepje handschriften wordt gevonden. Alleen op dit resultaat afgaan zou echter te onzeker zijn. Daarom is er nog een andere belangrijke methode: die van interne criteria.

De methode van interne criteria kijkt naar de tekst en de verschillen zelf. De hoofdregel is: de variante lezing die ‘aanleiding’ geeft tot de andere lezing(en) is waarschijnlijk de oorspronkelijke lezing. Hierbij een voorbeeld uit Matteüs 24:36. Wanneer Jezus spreekt over de laatste dingen, zegt hij: “Maar die dag en dat uur is aan niemand bekend, ook aan de engelen in de hemel niet, maar alleen aan Mijn Vader” (HSV). De NBV vermeldt na de engelen óók dat “de Zoon” het niet weet. De NBV volgt hierin enkele belangrijke oude handschriften in tegenstelling tot de grote meerderheid aan latere handschriften waar de HSV op gebaseerd is. In Marcus 13:32 staat een parallelle tekst, waar “de Zoon” ook genoemd wordt. Daar is de authenticiteit van “de Zoon” praktisch onbetwist. Matteüs werd echter in de vroege kerk veel meer gebruikt dan Marcus. Het is waarschijnlijk dat lezers of overschrijvers er moeite mee hadden dat óók de Zoon (Jezus Zelf) niet weet wanneer het einde der tijden komt. Het is daarom logischer dat “de Zoon” weggelaten is dan dat het is toegevoegd. En dus is de lezing mét “de Zoon” waarschijnlijk oorspronkelijk.

In de praktijk worden beslissingen bij voorkeur genomen op basis van beide methoden. In het geval van bovenstaande kwestie zou iemand namelijk kunnen betogen dat “de Zoon” in Matteüs is ingevoegd op basis van de parallelle tekst uit Marcus. Hoewel dat mogelijk is, wijzen de oudste en beste handschriften op de eerste verklaring.
 

Een gedeelte uit het Griekse majuskelhandschrift Codex Boreelianus (10e eeuw; Johannes 8) van de Universiteitsbibliotheek Utrecht

Toekomst
Wat mag er in de toekomst van de wetenschap verwacht worden? In de eerste plaats zullen er nog betere edities gemaakt worden dan we nu hebben. Zo is er een grote kritische editie (Editio Critica Maior) in de maak waarin praktisch alle betekenisvolle verschillen tussen handschriften te vinden zijn. Jakobus, 1 en 2 Petrus, 1, 2 en 3 Johannes, Judas en enkele passages uit de evangeliën zijn in deze serie al gepubliceerd. Johannes, Handelingen en Openbaringen zullen binnen enkele jaren gepubliceerd worden. Moderne digitale hulpmiddelen maken dergelijke omvattende edities mogelijk.
Bovendien zal de methode verder worden verfijnd. Met huidige en nieuw te ontwikkelen hulpmiddelen is het voor het eerst in de geschiedenis mogelijk om uitgebreide analyses op de teksten van de handschriften uit te voeren. Daardoor kunnen we de interne criteria en externe criteria nog verder aanscherpen en de kwaliteit van handschriften beter bepalen. Het is niet waarschijnlijk dat deze twee toekomstperspectieven voor veel ingrijpende wijzigingen in de tekstedities zullen zorgen. Zij leren ons echter wel de oudste tekst beter te begrijpen en onze keuzes beter te onderbouwen.
 

Het Griekse minuskelhandschrift 435 (12e/13e eeuw; Matteüs 7-8) van de Universiteitsbibliotheek Leiden 

Conclusie: goede overlevering?!
Kunnen we op basis van bovenstaande gegevens zeggen dat het Nieuwe Testament ‘goed’ is overgeleverd? De eerste indruk is misschien “Nee!” Er zijn zo veel verschillen en soms ook zulke grote verschillen. In deel 1 hebben we echter laten zien dat ‘goede overlevering’ niet zo zeer betrokken moet worden op de exacte letter, als wel op de inhoud. Wanneer we daarnaar kijken, moeten we naar mijn mening de volgende conclusie trekken.

  1. 1.Sommige teksten zijn niet goed overgeleverd. Het gaat daarin met name om de teksten uit categorie één en twee: passages, teksten en woorden die in sommige handschriften wel en in andere (vaak de oudere!) niet staan. In het gebruik van deze teksten (bijvoorbeeld in de prediking of dogmatiek) is daarom terughoudendheid geboden. Een goed voorbeeld is de bekende tekst met de belijdenis  van de Ethiopiër (voordat hij wordt gedoopt) in Handelingen 8:37. Dit vers staat slechts in een zeer beperkt aantal late handschriften en mag daarom naar mijn mening niet gebruikt worden in discussies rondom de Doop.
  2. 2.Het overgrote deel van het Nieuwe Testament is weliswaar gevarieerd overgeleverd (vooral verschillen uit de categorieën drie tot en met vijf), maar inhoudelijk goed. Voor deze teksten maakt het weinig uit welk handschrift, welke teksteditie of welke vertaling je gebruikt, want je zult overwegend dezelfde inhoud vinden. Bovendien laten deze variante lezingen vooral zien hoe vaak het Nieuwe Testament is overgeschreven, niet zo zeer hoe slecht.
  3. 3.Sommige van de grotere variante lezingen maken een belangrijk theologisch verschil, maar in praktisch alle gevallen staan er authentieke teksten tegenover, die deze theologische punten als zodanig niet ter discussie stellen. Zo zijn er dus varianten waarin de Godheid van Jezus wél of juist niet naar voren komt, maar ondanks dat staat de Godheid van Jezus in het Nieuwe Testament als geheel niet ter discussie. Wat deze lezingen wél laten zien is dat er in de vroege kerk veel theologische discussies gevoerd zijn die soms tot ingrepen in de tekst van het Nieuwe Testament zelf hebben geleid.

Goede overlevering? Jazeker, maar wel met enige nuance en terughoudendheid. En voor welk boek uit de oudheid geldt dat niet?!

Ernst Boogert, promovendus Nieuwe Testament PThU Amsterdam.
Deze blog is ook verschenen op www.pthu.nl/Bijbelblog


Verder lezen
Gijsbert van den Brink, Van Koinè tot Canon: De overlevering van het Griekse Nieuwe Testament, Zoetermeer: Boekencentrum, 1995.
David C. Parker, An Introduction to the New Testament Manuscripts and Their Texts, Cambridge: Cambridge University Press, 2008.
Bruce M. Metzger & Bart D. Ehrman, The Text of the New Testament: Its Transmission, Corruption, and Restoration, Oxford: Oxford University Press, 2005.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons