Eeuwigheidszondag: wie denkt aan wie?
Door Frans van Houwelingen
Vermaan elkaar met deze woorden … Dat zinnetje aan het slot van 1 Tessalonicenzen 4
Laat ik mij op Eeuwigheidszondag troosten door die woorden van Paulus uit 1 Tessalonicenzen
Sadduceeënvragen
Hóe denk ik aan hen? Als aan gestorvenen waarvan ik definitief afscheid heb genomen? Of aan levende mensen die ik ooit weer zal ontmoeten? Ik wil graag dat laatste geloven. En volgens Paulus is dat terecht. Want als je niet gelooft in de opstanding van de doden, is je geloof zinloos (1 Korintiërs 15:12-14
En dan komen bij mij de vragen. Is oma in het eeuwige leven een oude grijze dame? Is mijn dochter nog steeds een baby? Mijn neef van 22 heeft het goed getroffen: een mooie sterke jongeman die van het leven geniet. En hoe zit dat met onze relaties? Herken ik later mijn vrouw en kinderen? En wat als je kind God vaarwel heeft gezegd? Dan kan ik toch niet echt gelukkig zijn? En stel je voor dat je een terrorist tegenkomt die heel wat moorden op zijn geweten heeft, maar zich op het laatste moment – misschien pas toen hij aan het kruis hing en niets meer te verliezen had – heeft bekeerd? Met zo iemand kun je toch niet door één hemelpoort?
‘Allemaal Sadduceeënvragen’, zei mijn zwager eens tegen mij. Hij doelde op wat er verteld wordt in Matteüs 22:29
Mijn oma zei het zo: ‘Al die vragen – laat het nou maar aan God over. Dat eeuwige leven moet een verrassing blijven.’ Dat soort ‘vermaningen’ heb ik wellicht nodig om me te laten troosten. Geloof het maar wat Jezus zegt in Johannes 11:25-26
Wie denkt aan wie?
Eeuwigheidszondag versterkt bij mij het wij-gevoel. En dan bedoel ik niet alleen het wij-gevoel dat ik deel met de mensen om mij heen die net als ik denken aan hun gestorven geliefden. Nee, het wij-gevoel is sterker. Het is een verbondenheid met mensen die ons zijn voorgegaan. Die misschien wel voor ons bidden (Openbaring 6:9-11
Frans van Houwelingen
Onderwijzer en kinderboekenschrijver en ondersteunt bij het NBG het vrijwilligerswerk.