Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
22 november 2019

Eeuwigheidszondag: wie denkt aan wie?

Door Frans van Houwelingen

Vermaan elkaar met deze woorden … Dat zinnetje aan het slot van 1 Tessalonicenzen 4 voelde als een domper. Nadat Paulus schrijft over een prachtig vooruitzicht – in het hiernamaals eeuwig bij de Heer zijn, samen met de mensen die je nu zo mist – heeft hij het ineens over ‘vermanen’. Ik leerde al jong dat het woord dat hier in de grondtekst staat ook te vertalen is met ‘vertroosten’. Zo was dat ook gedaan in de Statenvertaling. Ik dacht: waarom hebben ze dat in de vertaling van 1951 veranderd? Vermanen en vertroosten – het verschil tussen een irritant opgeheven vingertje en een bemoedigende arm om je heen. In de Groot Nieuws Bijbel en later in de Nieuwe Bijbelvertaling werd dat gelukkig rechtgezet.

Laat ik mij op Eeuwigheidszondag troosten door die woorden van Paulus uit 1 Tessalonicenzen? Hoe ouder je wordt, hoe vaker je het meemaakt dat mensen van wie je houdt uit het leven worden weggehaald. Soms heel oud – de oma van mijn vrouw werd 102 – maar soms ook veel jonger. Mijn neef werd 22. Een gezonde jongen die zomaar opeens stierf op zijn werk. In het logboek van de computer kon je precies zien wanneer hij voor het laatst een toets had aangeslagen. En nog jonger: mijn eigen dochter die haar geboorte niet overleefde. In rouwadvertenties zie ik steeds vaker mensen van mijn leeftijd of jonger. Het aantal mensen die ik op Eeuwigheidszondag wil herdenken wordt steeds groter.

Sadduceeënvragen

Hóe denk ik aan hen? Als aan gestorvenen waarvan ik definitief afscheid heb genomen? Of aan levende mensen die ik ooit weer zal ontmoeten? Ik wil graag dat laatste geloven. En volgens Paulus is dat terecht. Want als je niet gelooft in de opstanding van de doden, is je geloof zinloos (1 Korintiërs 15:12-14).

En dan komen bij mij de vragen. Is oma in het eeuwige leven een oude grijze dame? Is mijn dochter nog steeds een baby? Mijn neef van 22 heeft het goed getroffen: een mooie sterke jongeman die van het leven geniet. En hoe zit dat met onze relaties? Herken ik later mijn vrouw en kinderen? En wat als je kind God vaarwel heeft gezegd? Dan kan ik toch niet echt gelukkig zijn? En stel je voor dat je een terrorist tegenkomt die heel wat moorden op zijn geweten heeft, maar zich op het laatste moment – misschien pas toen hij aan het kruis hing en niets meer te verliezen had – heeft bekeerd? Met zo iemand kun je toch niet door één hemelpoort?
‘Allemaal Sadduceeënvragen’, zei mijn zwager eens tegen mij. Hij doelde op wat er verteld wordt in Matteüs 22:29 als Sadduceeën (die niet in de opstanding van de doden geloven) bij Jezus komen met de vraag wie toch in de opstanding je vrouw is als je met meerdere vrouwen getrouwd bent geweest. Jezus zegt dan: ‘Jullie kennen de kracht van God niet.’ 

Mijn oma zei het zo: ‘Al die vragen – laat het nou maar aan God over. Dat eeuwige leven moet een verrassing blijven.’ Dat soort ‘vermaningen’ heb ik wellicht nodig om me te laten troosten. Geloof het maar wat Jezus zegt in Johannes 11:25-26: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, en ieder die leeft en in mij gelooft, zal nooit sterven.’ 

Wie denkt aan wie?

Eeuwigheidszondag versterkt bij mij het wij-gevoel. En dan bedoel ik niet alleen het wij-gevoel dat ik deel met de mensen om mij heen die net als ik denken aan hun gestorven geliefden. Nee, het wij-gevoel is sterker. Het is een  verbondenheid met mensen die ons zijn voorgegaan. Die misschien wel voor ons bidden (Openbaring 6:9-11). Die ons als het ware vanaf een soort hemelse tribune aansporen om de wedstrijd vol te houden (Hebreeën 12:1) . Voor hen is het geloven ‘aanschouwen geworden’, zoals we het vroeger noemden. Samen met hen deel ik een gemeenschappelijk verlangen: de komst van Jezus, als alles wordt hersteld en de grote reünie een feit zal zijn.

Frans van Houwelingen
Onderwijzer en kinderboekenschrijver en ondersteunt bij het NBG het vrijwilligerswerk.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons