Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
1 mei 2021

De revisie als vertaalwetenschappelijk avontuur

Tineke Bol-Drieenhuizen en Lourens de Vries

Grote teksten uit ons culturele erfgoed worden meestal opnieuw vertaald – niet gereviseerd. Bij Bijbelvertalingen ligt dat anders: die krijgen vaak wél een revisie. Wat komt daarbij kijken?

Samenvatting
Wat kunnen we zeggen over de revisie van de Nieuwe Bijbelvertaling vanuit vertaalwetenschappelijk perspectief? Herkenbaarheid en continuïteit zijn daarbij sleutelwoorden. Dit artikel belicht een aantal belangrijke oorspronkelijke kenmerken van de Nieuwe Bijbelvertaling en onderzoekt hoe daarmee in de revisie is omgegaan. Daarbij wordt aan de hand van concrete vertaalvoorbeelden geïllustreerd hoe de NBV21 zich verhoudt tot de Nieuwe Bijbelvertaling en haar uitgangspunten.

hand-swipe-horizontalSwipe om alle gegevens te zien

De vertaalwetenschap heeft zich weinig beziggehouden met de studie van revisies van vertalingen. Dat is niet zo verwonderlijk, want andere grote teksten van ons culturele erfgoed worden eerder opnieuw vertaald dan gereviseerd. Bij revisie staan herkenbaarheid en continuïteit voorop. Een nieuwe vertaling daarentegen kan wel gebruikmaken van, en aansluiten bij eerdere vertalingen, maar de herkenbaarheid daarvan speelt meestal geen rol. Vertalers zijn eerder geneigd de verschillen met andere vertalingen te benadrukken, zeker als die nog op de markt zijn. Anders dan vertalingen van seculiere teksten, raken Bijbelvertalingen veelal nauw verbonden met de identiteit van leesgemeenschappen. Wie lange tijd een bepaalde Bijbelvertaling gebruikt, raakt er steeds meer mee vertrouwd. Een vertaling die die positie verworven heeft, verdient het om goed onderhouden te worden. Een revisie biedt de kans om de vertrouwde vertaling te vernieuwen en te verbeteren, zodat die weer jaren meekan en wellicht nog beter aan haar doel beantwoordt.

In dit artikel zoeken we naar antwoorden op de vragen: Wat komt er kijken bij het reviseren van een tekst? Wat zijn de oorspronkelijke kenmerken van de vertaling en hoe ‘werkt’ de revisie? Dat laatste is het beste te illustreren met concrete revisievoorbeelden. Die staan in de kaders bij de tekst. Zo is steeds een vertaalwetenschappelijk uitgangspunt verbonden met voorbeelden uit de praktijk.

Wat komt er kijken bij reviseren?

Je kunt een Bijbelvertaling vergelijken met een zorgvuldig opgebouwd bouwwerk. Bij revisie daarvan mogen onderdelen gerestaureerd worden, maar het gebouw als zodanig moet herkenbaar blijven. Dus anders dan bij het (opnieuw) vertalen van de Bijbel, liggen bij het reviseren van een Bijbelvertaling de kaders en uitgangspunten al vast. Dat maakt reviseren een ingewikkelde operatie waarbij op veel borden tegelijk moet worden geschaakt. Er is immers het risico dat een verbetering op het ene terrein een verslechtering op andere terreinen oplevert. Het kan ook dat de verbetering niet past in het stilistische kleed van de vertaling of dat de revisie te fragmentarisch wordt aangepakt en de verbetering niet wordt doorgevoerd in vergelijkbare teksten.

Toen de revisoren van de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) aan het werk gingen, konden ze niet bouwen op uitgebreide wetenschappelijke beschrijvingen van revisie in vakliteratuur. Wel hadden ze ten opzichte van hun voorgangers in de revisiegeschiedenis twee voordelen. In de eerste plaats een digitale, goed geordende en goed ontsloten database met heel veel commentaren van gebruikers en lezers van de NBV. De revisoren keken zo door duizenden ogen naar het gebouw van de tekst.

In de tweede plaats hadden ze de beschikking over gespecialiseerde vertaalsoftware (zoals Paratext) die bij allerlei revisiewerkzaamheden ingezet kon worden om dat enorme gebouw in al zijn uithoeken en verdiepingen in beeld te krijgen, om fouten, oneffenheden en inconsistenties op te sporen maar ook (en vooral) om balans en maatvoering bij de uitvoering van verschillende vertaalstrategieën in samenhang te bezien. Dat betekent dat soms op zichzelf goede vertaalkeuzes herzien werden, om wat de NBV wilde zijn voor haar lezers nog beter uit de verf te laten komen.  

Revisievoorbeeld

1 Koningen 8

Een voorbeeld daarvan is 1 Koningen 8, het smeekgebed van Salomo bij de inwijding van de tempel. Vanaf vers 30 lezen we in de NBV zeven keer de woorden ‘aanhoor ons’ (of ‘aanhoor hen’ of ‘hem’). Deze vertaalkeuze heeft veel kritiek opgeroepen.

Vanuit vertaaloverwegingen is de keuze voor ‘aanhoor’ goed te verdedigen. Het is correct Nederlands en terug te vinden in de Van Dale. Het is hier bovendien ingezet om een tekstkenmerk van het Hebreeuws weer te geven. In dit gebed wordt het (heel gewone) werkwoord sjema, ‘luisteren’, frequent gebruikt, maar in deze zeven gevallen in een opvallende, herkenbare constructie. Daardoor spelen deze woorden in de structuur van de tekst een belangrijke rol als refrein.

Ondanks uitleg van deze argumenten is steeds weer gebleken dat de bedoeling niet goed overkomt bij de lezer. Daarnaast merkten we een verschuiving in het Nederlands op: terwijl ‘aanhoren’ in de bedoelde betekenis in Van Dale’s 13e editie (1999) nog als ‘literair’ wordt aangeduid, geldt het in de 15e editie (2015) alleen nog als ‘archaïsch’. Reden dus om in de revisie van de NBV (NBV21) te zoeken naar een alternatief.

Dat is gevonden in ‘luister’ in combinatie met ‘luister dan’. Dat is herkenbaar als terugkerend refrein en heeft als bijkomend voordeel dat het, net als sjema in het Hebreeuws, ook zonder object gebruikt kan worden.

NBV

31 Wanneer iemand een ander kwaad heeft gedaan en deze van hem eist dat hij een vervloeking over zichzelf uitspreekt, en wanneer hij dan naar uw altaar in deze tempel komt om zichzelf te vervloeken, 32 aanhoor hem dan vanuit de hemel en grijp in.

NBV21

31 Wanneer iemand een ander kwaad heeft gedaan en deze van hem eist dat hij een vervloeking over zichzelf uitspreekt, en wanneer hij dan naar uw altaar in deze tempel komt om zichzelf te vervloeken, 32 luister dan vanuit de hemel en grijp in.

Het bouwwerk

De NBV neemt, samen met de Willibrordvertaling, een middenpositie in tussen formeel-letterlijke vertalingen zoals de (Herziene) Statenvertaling en de Naardense Bijbel enerzijds en vertalingen die de nadruk leggen op begrijpelijkheid zoals de Groot Nieuws Bijbel en de Bijbel in Gewone Taal anderzijds.

Het verschil tussen deze twee uitersten zit hem niet in het aspect van de interpretatie. Letterlijke vertalingen moeten net zo goed voortdurend keuzes maken uit verschillende interpretatiemogelijkheden van de Hebreeuwse, Aramese en Griekse woorden, zinnen en constructies. Dat begint al meteen op de eerste bladzijde van de Bijbel. Vergelijk je de eerste verzen van Genesis 1 in verschillende letterlijke vertalingen, dan struikel je over de verschillende interpretaties van woorden en constructies.

De verschillen tussen vertalingen worden voor een belangrijk deel bepaald door de focus die een vertaling heeft. Vertalingen zijn een gekleurde bril en een venster tegelijk. Vanuit het venster van een letterlijke vertaling zoals de Naardense Bijbel kun je bijvoorbeeld goed zien dat bepaalde woorden terugkomen in de hele Bijbel, zoals de Hebreeuwse en Griekse woorden voor ‘gezicht/aanschijn’. Die worden vrijwel overal in de Naardense Bijbel met hetzelfde woord vertaald, ongeacht de vele betekenissen en gebruikswijzen die deze woorden hebben in afzonderlijke verzen. Op dat laatste richt de NBV juist de focus. Zo laat de NBV bijvoorbeeld in Marcus 1:2 de betekenis van het woord ‘gezicht/aanschijn’ zien en de rol die het woord daar heeft als prepositie.

Naardense Bijbel

‘zie, ik zend mijn aankondiger voor uw aanschijn uit,

NBV

‘Let op, ik zend mijn bode voor je uit,

Om een beeld te krijgen van het bouwwerk van de NBV en van de revisie, bekijken we een aantal gezichtsbepalende uitgangspunten van de vertaling. Hoe is de NBV omgegaan met concordantie (hetzelfde woord uit de brontaal steeds op dezelfde manier vertalen) en context en met invullend vertalen? Wat betekent het dat de NBV een interconfessionele vertaling wordt genoemd? En welke rol spelen register en woordenschat en het Nederlands in de vertaling?

Concordantie en contextueel vertalen

Zoals gezegd neemt de NBV een middenpositie in. Ook als het gaat om nadruk op het weergeven van contextuele betekenisnuances in de brontekst en om nadruk op het principe van concordantie waar dat van literair, Bijbels-theologisch of canoniek belang is.

Die tussenpositie van de NBV behelst een vertaalstrategie van zowel beperkt concordant als beperkt contextueel vertalen. Die beperkingen bij concordantie zitten hem vooral in twee zaken. In de eerste plaats de beperking tot goed Nederlands. Wanneer concordant vertalen tot slecht of onduidelijk Nederlands leidt, is dat een reden om te proberen de motieven van de tekst anders te tonen in de vertaling. In de tweede plaats beperkt de NBV zich vooral tot literaire concordantie in teksteenheden zoals een perikoop of een boek(deel).

Grootschalige canonieke concordantie met als doel ‘Bijbeltaal’ te tonen in de Bijbel als geheel (zoals bij ‘gezicht/aanschijn’ in de Naardense Bijbel) past niet bij de NBV omdat de NBV, net als de Groot Nieuws Bijbel en de Bijbel in Gewone Taal, de belangrijke contextuele aspecten van de brontekst wil laten zien. Tegelijkertijd wil de NBV zich bij het toepassen van contextuele variatie ook beperken, zodat motieven en verbanden tussen teksten zichtbaar blijven in de vertaling. In dat opzicht lijkt de NBV dus meer op de Naardense Bijbel en de Herziene Statenvertaling dan op de Groot Nieuws Bijbel of de Bijbel in Gewone Taal.

Dit hele veld van (on)nodige variatie, contextueel variërend vertalen en beperkte concordantie in de NBV kwam voor de start van de revisie op de agenda, voor een belangrijk deel vanuit de database met lezersreacties.

Veel lezers, met diverse achtergronden, maakten opmerkingen bij de teksten rond deze thematiek. De revisoren interpreteerden deze reacties als een oproep om de NBV op deze punten systematisch en vanuit de balans in de tekst als geheel aan de orde te stellen in de revisie. Het ging er daarbij om het gebouw hechter en consistenter te maken en om de beoogde functie van de NBV te versterken, als een interconfessionele vertaling gepositioneerd in het midden, als brede en centrale standaardversie voor Nederland en Vlaanderen, tussen de formeel-letterlijke en functioneel-communicatieve vertalingen die er al waren. Om herkenbaar te zijn als NBV moest de revisie dat eigen venster op de tekst niet vervangen noch de kleur van de bril veranderen. Binnen die kaders konden verbeteringen worden aangebracht.

Revisievoorbeelden

Eedformule

Twaalf keer komt in het Oude Testament een eedformule voor in de vorm van een zelfvervloeking. In de meeste gevallen is daarvoor een vergelijkbare formulering gekozen: ‘De HEER mag met mij doen wat hij wil’, behalve in Ruth 1:17, 1 Samuel 14:44 en 2 Samuel 19:14. Op die plaatsen heeft de NBV ‘De HEER/God is mijn getuige’.

Behalve dat het element van zelfvervloeking daarin niet duidelijk naar voren komt, is er ook sprake van onnodige variatie van een vaste formulering. Dat is in de NBV21 gelijkgetrokken, zie bijvoorbeeld Ruth 1:17:

NBV

‘De HEER is mijn getuige: alleen de dood zal mij van u scheiden!’

NBV21

‘Alleen de dood zal mij van u scheiden, en anders mag de HEER met mij doen wat Hij wil!’

Genesis 9:1-11

Een voorbeeld van versterking van concordantie is de vertaling van berit, ‘belofte, afspraak, verbond’, in Genesis 9. Er is door verschillende critici op gewezen dat dit woord zeven keer voorkomt in deze passage, waarbij de NBV zes keer vertaalt met ‘verbond’ en in Genesis 9:11 met ‘belofte’. De motiefwerking binnen Genesis 9 kan versterkt worden als berit hier in alle gevallen met ‘verbond’ vertaald wordt. Bovendien wordt de hier herhaalde woordcombinatie elders in de NBV vertaald met ‘een verbond sluiten’. Dus niet alleen de concordantie binnen dit hoofdstuk is gebaat bij een wijziging, maar ook de consistentie binnen de vertaling als geheel.

1 Korintiërs 14

Een voorbeeld uit het Nieuwe Testament is 1 Korintiërs 14. Paulus gebruikt daar zeven keer de stam oikodomeô, ‘opbouwen’, en verwante termen. Dit motiefwoord is in de NBV gevarieerd weergegeven met afleidingen van ‘opbouwen’ en ‘baat hebben bij’. Maar omdat dit motiefwoord de essentie weergeeft van Paulus’ betoog, is er gezocht naar een manier om steeds iets met ‘opbouwen’ te doen.

In al deze voorbeelden gaat het niet om het rechtzetten van foute vertalingen, maar om het versterken van de functies die de NBV wil vervullen.

Afstemming en consistentie

Vanuit de opzet van het NBV-project kan geconcludeerd worden dat afstemming en consistentie een belangrijk gegeven was voor de vertaling. Er werden vooraf vertaalafspraken gemaakt, die ervoor moesten zorgen dat vertalers gelijksoortige besluiten namen. Er werd een lijst met vertaalafspraken bijgehouden waarin concrete vertaalbeslissingen werden vastgelegd. Aan het einde van het vertaalproces bestond de eindredactie voor een belangrijk deel uit het afstemmen van vergelijkbare teksten. Maar een groot nadeel bij een lopend vertaalproject is dat je pas op het allerlaatst alle teksten tot je beschikking hebt. De tijd is dan te krap om alle consistentiekwesties op te sporen en op te lossen, hoezeer je ook je best hebt gedaan dat gaandeweg al te regelen.

Het grote voordeel van een revisie is dat bij de start het hele corpus beschikbaar is. Afstemming betekent niet dat alles automatisch zo veel mogelijk gelijkgetrokken wordt, maar dat door zorgvuldige vergelijking van teksten en vertaaloplossingen steeds de meest optimale keuze wordt gemaakt en onnodige variatie wordt voorkomen.

Een bijzonder geval van afstemming vormen de teksten uit het Oude Testament die geciteerd worden in het Nieuwe. Deze citaten moesten als zodanig herkenbaar blijven in de vertaling, maar dat is niet altijd eenvoudig. Soms volgt het citaat een andere tekstvorm of krijgt het een andere functie. In de revisie is de afstemming van de citaten nogmaals nauwkeurig bekeken, zonder daarbij verschillen in functie en stijl van oorspronkelijke en citerende context uit het oog te verliezen.

Revisievoorbeeld

Jeremia 31:15 en Matteüs 2:18

In Matteüs 2:18 lezen we een citaat uit Jeremia 31:15. De NBV heeft hier:

Jeremia 31:15

In Rama hoort men klagen, bitter treuren.
Rachel beweent haar zonen,
zij wil niet worden getroost.
Haar kinderen zijn er niet meer.

Matteüs 2:18

Er klonk een stem in Rama, luid wenend en klagend. Rachel beweende haar kinderen en wilde niet worden getroost, want ze zijn er niet meer.’

Toen de vertaling van Matteüs werd vastgesteld, was de vertaling van Jeremia nog niet klaar. In de revisie konden beide teksten beter op elkaar afgestemd worden:

Jeremia 31:15

Hoor, in Rama klinkt een klacht, bitter geween.
Rachel beweent haar zonen,
zij wil niet worden getroost.
Haar kinderen zijn er niet meer.

Matteüs 2:18

Er klinkt een stem in Rama, geween en luid geklaag. Rachel beweent haar kinderen en wil niet worden getroost, want ze zijn er niet meer.

Grenzen bij het afstemmen

Reviseren betekent ook: alert blijven op eventuele nadelige effecten van afstemming. Een voorbeeld daarvan betreft het citaat in Galaten 3:16. Paulus gebruikt daar het Griekse woord sperma (letterlijk: zaad) in een citaat uit Genesis 12:7. In het Hebreeuws staat het woord zèra‘ (letterlijk: zaad).

In beide gevallen gebruikt de NBV het woord ‘nakomeling’, waarmee je niet tegelijk een eenling en een groep kan aanduiden. Dat kan wel met het Hebreeuwse en Griekse woord, en dat taalkenmerk gebruikt Paulus in zijn redenering. Hij zegt (in de NBV): ‘God gaf zijn beloften aan Abraham en zijn nakomeling. Let wel, er staat niet “nakomelingen”, alsof het velen betreft, maar het gaat om één: “je nakomeling” – en die nakomeling is Christus.’ De geciteerde tekst uit Genesis 12:7 heeft echter: ‘Ik zal dit land aan jouw nakomelingen geven.’ Daar staat het meervoud en veel lezers hebben aangegeven dat de redenering van Paulus nu niet goed past bij wat er in Genesis staat.

Het afstemmen van het citaat en de geciteerde tekst is hier echter problematisch, want het lukt in het Nederlands niet om én hetzelfde woord te gebruiken én (in Genesis) de notie van collectiviteit te behouden. De oplossing die de revisoren aanvankelijk kozen was het woord ‘nakomelingen’ in Genesis 12:7 te vervangen door ‘nageslacht’. Dat woord past evengoed bij de NBV, en op die manier zou enige ruimte geboden worden om de expliciete nadruk op de enkelvoudsvorm van Galaten terug te zien in Genesis. In tientallen andere gevallen in Genesis zou een meervoudsvorm ‘nakomelingen’ echter blijven staan en veelal onvermijdelijk zijn.

Dat was meteen het zwakke punt van de oplossing, en daarop kwam kritiek van een meelezer uit liberaal-joodse kring. Op zich is de term ‘nageslacht’ bruikbaar, maar het maakt een willekeurige indruk als eenmalig van ‘nakomelingen’ wordt overgestapt op ‘nageslacht’, terwijl op alle andere plaatsen ‘nakomelingen’ blijft staan. Dat kan overkomen als een duidelijk christelijk gemotiveerde wijziging. Vanuit het uitgangspunt dat de NBV een zo breed mogelijk en interconfessioneel draagvlak moet houden, is dit een onverstandige ingreep. De NBV is op dit punt dan ook gehandhaafd.

Invullend vertalen

Het zoeken naar balans en juiste maatvoering zien we ook rond het invullend vertalen: het expliciet maken van informatie die in de bronteksten verondersteld of geïmpliceerd wordt. Er zijn meerdere goede redenen om wel of niet terughoudend te zijn bij het invullend vertalen vanuit de context. Dat hangt onder meer af van het doel van de vertaling.

Vertalingen zoals de Bijbel in Gewone Taal en de Groot Nieuws Bijbel zijn mede bedoeld voor lezers die weinig weten van de culturele, politieke, religieuze en sociale wereld achter de Bijbelse teksten. Door elementen uit die context expliciet te maken helpen zulke vertalingen lezers te begrijpen wat er bedoeld wordt. Er wordt relatief veel interpretatiewerk gedaan voor de lezer, ervan uitgaande dat de lezer de tekst niet of fout zal duiden zonder die kennis van de context.

Formeel-letterlijke vertalingen daarentegen eisen zoveel kennis of uitleg bij de lezer dat sommige passages alleen te begrijpen zijn als je het achterliggende Hebreeuws of Grieks kent. Vergelijk bijvoorbeeld Leviticus 25:47 in de Naardense Bijbel, in de NBV21 en de Bijbel in Gewone Taal (BGT).

Naardense Bijbel

En stel, ver genoeg reikt tenslotte de hand van een zwerver-en-bijwoner bij jou, en aan lager wal een broeder van jou bij hem: die heeft zich verkocht aan een zwerver-te-gast, bijwoner bij jou, of aan een telg van de familie van de zwerver:

NBV21

Wanneer mensen die als vreemdeling bij jullie te gast zijn, rijkdom vergaren en een van jullie tot armoede vervalt en zich aan zo’n vreemdeling of een afstammeling van een vreemdeling verkoopt,

BGT

Stel dat een Israëliet arm wordt en zichzelf verkoopt aan een rijke vreemdeling die bij jullie woont.

Een vertaling als de NBV die een centrale rol beoogt als brede standaardvertaling moet niet zo sterk invullend vertalen als de Groot Nieuws Bijbel of de Bijbel in Gewone Taal, maar ook weer niet zo weinig als de Naardense Bijbel of de Herziene Statenvertaling. Formeel-letterlijke vertalingen doen dat niet en veronderstellen dat een deskundige, bijvoorbeeld een predikant, zulke lezers helpt. De NBV probeert ook hier de juiste maatvoering te vinden die past bij de middenpositie in het Nederlandse veld van Bijbelvertalingen.

De lezersreacties gaven aan dat de revisie een goede gelegenheid was om ook op dit punt de functie van de NBV te versterken. Te veel invulhulp is niet alleen niet nodig en zelfs storend voor de NBV-lezers, maar is ook exegetisch riskant omdat hoe meer een vertaler interpreterend invult, hoe groter het risico wordt dat de vertaling meer, minder of andere dingen lijkt te zeggen dan de schrijver misschien wilde zeggen.

Revisievoorbeeld

Matteüs 10:29

Een voorbeeld van dit type revisie vinden we in Matteüs 10:29, waar de NBV vertaalt met: ‘Wat kosten twee mussen? Zo goed als niets. Maar er valt er niet één dood neer als jullie Vader het niet wil.’ Deze formulering veroorzaakte kortsluiting bij veel lezers omdat ze het intuïtief omdraaiden: als er een mus doodvalt, is dat Gods wil.

Nu is de vraag of de invulling met ‘wil’ correct is. De bijzin ‘als jullie Vader het niet wil’ gaat terug op een compacte woordgroep, ‘zonder jullie Vader’, in het Grieks. Is dat zonder zijn wil of zonder zijn medeweten? Studies naar deze (en verwante) uitdrukkingen in het Grieks laten zien dat ‘weten’ te weinig is, en dat het eerder gaat richting ‘willen’: het duidt op directe betrokkenheid van God bij het wel en wee van de mensen.

Maar het Nederlands biedt ook de mogelijkheid om het even open te formuleren als de brontekst zelf, en de invulling aan de lezer over te laten: ‘Wat kosten twee mussen? Zo goed als niets. Maar er valt er niet één dood neer buiten jullie Vader om.’ Dat is een betere oplossing.

Interconfessioneel

Een vertaling krijgt niet alleen kleur door keuzes op het terrein van vertaalwetenschappelijke onderwerpen zoals concordantie, consistentie of invullend vertalen, maar ook door de keuze van de doelgroep. Op dit punt sloeg de NBV een nieuwe weg in door nadruk te leggen op haar interconfessionele karakter. De NBV past niet slechts binnen één stroming, maar kan breed gedragen overal ingang vinden. Om dat te bereiken werd al aan het begin van het vertaalproces aan de kerken in Nederland en België en aan de joodse geloofsgemeenschappen gevraagd, personen voor te dragen als supervisoren, die de voorlopige vertalingen kritisch mee zouden lezen. Zij werden niet alleen gekozen op grond van hun expertise, maar ook als vertegenwoordigers van verschillende stromingen. Op die manier werden de toekomstige gebruikers van de vertaling vertegenwoordigd en werd hun stem gehoord tijdens het vertaalproces. Ook binnen het vertaalteam en de begeleidingscommissie waren deze groepen vertegenwoordigd. Daarnaast was er een aparte werkgroep Liturgische aspecten die als taak had te controleren of de tekst zou passen binnen de liturgie, en een Vlaams lezerspanel dat erop toezag dat de gebruikte formuleringen niet al te Hollands zouden zijn. Al die zaken droegen eraan bij dat de vertaling kon rekenen op een breed draagvlak.

Herkenbaarheid en continuïteit spelen op dit vlak een even grote rol als bij de andere onderdelen van de revisie. De revisoren hebben zich de methode en karaktereigenschappen van de vertaling eigen gemaakt. Een deel van de revisoren kende de NBV van binnenuit, omdat zij zelf aan de vertaling hadden meegewerkt.

De database met reacties op de NBV was van grote waarde om, binnen de kaders van de vertaalmethode, speerpunten te formuleren voor de revisie. En net als bij het vertaalproces zelf werden ook nu alle keuzes, zowel formeel als inhoudelijk, bekeken en getoetst door een begeleidingscommissie.

In dit hele proces was iedereen zich er steeds van bewust dat wijzigingen in de vertaling ook van invloed konden zijn op het gebouw van de interconfessionaliteit. Ook hierin was het nodig te zoeken naar balans en juiste maatvoering. In de database met reacties zaten in ruime mate opmerkingen vanuit kerkelijke hoek, zowel met een protestantse als met een rooms-katholieke achtergrond. Maar het zou geen recht doen aan de NBV als de stemmen die zich minder luid hadden geroerd niet gehoord zouden worden. Het paste bij de revisie om steekproefsgewijs de revisievoorstellen tegen het licht te houden bij de doelgroepen die ook bij de totstandkoming van de NBV een prominente rol hadden gespeeld.

Revisievoorbeelden

Joodse lezers

Hierboven hebben we al gezien hoe opmerkingen van joodse zijde zijn meegewogen (zie ‘Grenzen bij het afstemmen’).

Vlaamse lezers

De Vlaamse lezers werden vertegenwoordigd in de begeleidingscommissie en een deel van de teksten werd becommentarieerd door een groep Vlaamse meelezers.

In Matteüs 20:15 staat de Griekse uitdrukking ofthalmos ponêros, ‘het boze oog’. Dat idioom wordt gebruikt om jaloezie of afgunst uit te drukken; dat aspect kwam in de vertaling niet optimaal naar voren. Het Nederlands heeft ook een uitdrukking met het woord ‘oog’ die betrekking heeft op jaloezie. Dat leverde dit voorstel op: ‘Geeft het scheve ogen dat ik goed ben?’ Deze optie kreeg echter kritiek vanuit de groep van Vlaamse meelezers: te Hollands, in Vlaanderen niet bekend. Er is daarom gekozen voor: ‘Ben je jaloers omdat ik goed ben?’ Dat sluit aan bij de vertaling van hetzelfde idioom in Marcus 7:22 met ‘afgunst’.

Literatoren

Zoals er ten tijde van de NBV een groep literatoren betrokken was, werd ook nu een literator ingeschakeld, die meelas met de Psalmen.

In ‘Weg van mij, allen die kwaad doen!’ (Psalm 6:9) is de aanspreking met ‘allen’ in het Nederlands problematisch. Maar het was moeilijk om een geschikt alternatief te vinden. De tekst is meegelezen door een literator, die hier de oplossing bood: ‘Weg van mij, kwaadwilligen!’

Inclusiviteit

Inclusiviteit was voor de NBV altijd al een belangrijk uitgangspunt; ook voor de revisie legden we ons oor te luisteren bij een deskundige, om hier alert op te blijven.

In 2 Samuel 13 vergrijpt Amnon zich aan zijn zus Tamar. Door in vers 12 de reactie van Tamar te beschrijven met ‘smeekte ze’, legt de NBV te veel nadruk op Tamars nederigheid. Met ‘riep ze’ wordt de positie van Tamar minder afhankelijk en een neutrale weergave van het werkwoord past goed omdat de lading van de reactie in de uitroep zelf ligt. In de NBV21 heeft 2 Samuel 13:12: ‘Nee, mijn broer, laat dat!’ riep ze. ‘Raak me niet aan!’

Dit soort aanpassingen staan in een breder kader: we hebben tijdens het revisieproces bij tal van experts advies ingewonnen over vertaalkwesties. Of het nu ging om tekstkritiek, technische kwesties zoals vogelnamen of boomsoorten, omstreden punten zoals cultusprostitutie, ingewikkelde kwesties als huidvraat of sarx (zie het artikel van Cor Hoogerwerf in dit nummer) – we hebben experts in binnen- en buitenland geraadpleegd, zodat ook de gereviseerde vertaling gefundeerd is op een brede basis.

Register en woordenschat

De NBV was niet alleen vernieuwend door haar interconfessionele karakter, of door het overstijgen van de tegenstelling tussen formeelletterlijke en meer contextueel gerichte vertalingen, maar ook door het inzetten van de hele Nederlandse woordenschat, inclusief moeilijke of zeldzame woorden (porfier), vreemde woorden (rabsake), neologismen (huidvraat) en woorden van een laag register (hondsvot).

Dat is een groot verschil met andere moderne vertalingen. Die leggen vaak beperkingen op in het gebruik van de Nederlandse woordenschat, bijvoorbeeld door lage registers te vermijden en vooral binnen het plechtige en soms archaïsche register van de traditionele Nederlandse ‘Bijbeltaal’ te blijven. Of juist door alleen te kiezen voor eenvoudige woorden die voor iedereen horen bij gewone taal.

Ook stilistisch zet de NBV een zeer breed scala van stijlen en genres in. De lexicale en stilistische karakteristieken van de NBV vloeien voort uit het vertaaldoel om de enorme literaire verschillen te tonen in stijlen, genres en registers die de Hebreeuwse, Aramese en Griekse bronteksten laten zien, veel meer dan andere vertalingen dat doen. Formeel-letterlijke vertalingen krijgen, in hun streven om dicht bij het woordgebruik van de brontekst te blijven, veelal een min of meer uniform ‘Nederhebreeuws’ en ‘Nedergrieks’ taalkleed van Genesis tot Openbaring. Vertalingen die gericht zijn op het doorgeven van de betekenis, mikken vooral op duidelijkheid en begrijpelijkheid in stijl en woordkeuze. Zeldzame, moeilijke woorden, neologismen of complexe zinnen worden vermeden. Dat beperkt hun mogelijkheid om de literaire diversiteit van de teksten te tonen in de vertaling.

De NBV21 heeft de algehele aanpak van de NBV met betrekking tot genre, stijl en register behouden, omdat het weergeven van de uiteenlopende literaire aard van de Bijbelse teksten een belangrijk en gewaardeerd doel was van de vertaling. Dat neemt niet weg dat in de revisie soms andere keuzes zijn gemaakt. Het neologisme ‘huidvraat’ bijvoorbeeld keert niet terug in de NBV21.

Nederlands

Een gewaardeerd kenmerk van de NBV is het natuurlijke en fraaie Nederlands dat in de vertaling is gebruikt. Uitgangspunt voor de vertaling is dat de Nederlandse tekst net zo vlot en goed leesbaar moet zijn als het Hebreeuws, Grieks en Aramees dat was voor de eerste lezers. De vertaling sluit daarom zo veel mogelijk aan bij de normen en mogelijkheden van de doeltaal. Bij alle aanscherpingen op de hierboven beschreven terreinen, moet steeds weer de vraag gesteld worden: Is het mooie Nederlands van de vertaling er niet op achteruit gegaan? En is het waar nodig juist nog verder verbeterd?

Revisievoorbeelden

Lucas 5:39

In Lucas 5:39 eindigt de NBV met: ‘De oude wijn is goed!’ Ondanks het uitroepteken is het zinnetje niet zo sterk als afsluiting van de vergelijking. Het is veel sterker om ‘wijn’ samen te trekken met het eerder genoemde ‘wijn’ in deze zin. En zowel vanuit het Nederlands als vanuit het Grieks is het sterker om te vertalen met ‘beter’ in plaats van ‘goed’. De NBV21 eindigt de passage nu met: ‘Maar niemand die oude wijn gedronken heeft, wil jonge; hij zegt immers: “De oude is beter.”’

Ruth 2:12 en 3:9

In Ruth 2:12 spreekt Boaz mooie woorden tegen Ruth: ze heeft haar toevlucht gezocht onder Gods vleugels. In Ruth 3:9 lijkt Ruth daarop te reageren als ze – letterlijk – zegt: ‘Spreid uw vleugels over mij uit.’ In de NBV (‘Wilt u mij bij u nemen?’) is die parallel onzichtbaar geworden. Kun je dit oplossen door Ruth tegen Boaz te laten zeggen: ‘Laat mij schuilen onder uw vleugels’? Dat is neerlandistiek gezien geen goede oplossing. De beeldspraak is functioneel als het over God gaat, maar spreken over Boaz’ vleugels levert in het Nederlands een vreemde uitspraak op. Dan bereik je niet het effect dat de tekst wil bereiken. Toch is er wel een mogelijkheid om de parallel zichtbaar te maken en tegelijkertijd een vertaling in goed Nederlands te bieden. Dat kan door in beide teksten te werken met het motiefwoord ‘schuilen’. Dan wordt het in Ruth 2:12 ‘– de HEER, de God van Israël, onder wiens vleugels je bent komen schuilen’ en in Ruth 3:9 ‘Laat mij bij u schuilen, want u kunt voor ons als losser optreden.’

Conclusie

Vertaalwetenschappelijk gezien is reviseren een relatief onbekend terrein. De revisoren van de NBV konden derhalve niet of nauwelijks terugvallen op wetenschappelijke literatuur daarover. Door zich eerst scherp rekenschap te geven van de karakteristieken en de identiteit van de NBV hadden de revisoren een kompas om op te varen: de lezers zouden de NBV21 zonder meer als NBV moeten herkennen, en tegelijk een vertaling hebben die nog beter past op de middenstip van het veld van Nederlandse vertalingen. De database met lezersreacties werd ingezet om dat laatste scherp te krijgen. De begeleidingscommissie, aangevuld met verschillende meelezers en adviseurs, zorgde ervoor dat relevante perspectieven meegewogen werden, terwijl Paratext een grote hulp bleek bij het systematisch en consistent implementeren van de gekozen koers van de revisie.

Drs. Tineke Bol-Drieenhuizen is redacteur bij het Nederlands- Vlaams Bijbelgenootschap en werkte als wetenschappelijk medewerker vertaalwetenschap mee aan de NBV21.

Prof. dr. Lourens J. de Vries is hoogleraar Bijbelvertalen aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij was voorzitter van de begeleidingscommissie van de NBV-revisie.

Bronvermelding

Tineke Bol-Drieenhuizen en Lourens de Vries, ‘De revisie als vertaalwetenschappelijk avontuur’ in: Met Andere Woorden 40/1 (mei 2021), 34-49.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.26.9
Volg ons