‘De NBV21 is een welkome revisie van een goede vertaling’
In gesprek met Kees de Blois
Vertaalwetenschapper Kees de Blois werkte tientallen jaren in coördinerende rollen voor Bijbelvertaalprojecten in Afrika en Latijns-Amerika. In 1994 werd hij vertaalconsulent voor de regio Europa/Midden-Oosten. In die functie raakte hij nauw betrokken bij de totstandkoming van de NBV en was hij enkele jaren lid van het NBV-coördinatieteam. De redactie blikt met hem terug op zijn werk aan de NBV en samen kijken we vooruit naar de NBV21.
Kees, wat was jouw rol in het NBV-project?
Om dat toe te lichten moet ik iets vertellen over de inrichting van het project. Het project had van meet af aan een ingewikkelde structuur met een tiental vertaalkoppels van Bijbelwetenschappers en neerlandici. Het coördinatieteam – waarvan ik deel uitmaakte – had als taak ervoor te zorgen dat de vertaalmethode op een eenduidige manier werd toegepast. Er waren daarover wel veel afspraken gemaakt, maar in de praktijk pasten verschillende vertaalkoppels de methode nogal divers toe. Het coördinatieteam moest dus helpen om eenheid in de vertaling te krijgen.
Met wie hadden jullie te maken?
Eigenlijk met alle betrokkenen, want het coördinatieteam vormde de verbindende schakel tussen de vertalers, de supervisoren en de begeleidingscommissie. Wij bereidden alle rapporten voor en gaven aan wat de discussiepunten waren. De supervisoren gaven hun inbreng en als die was verwerkt, stelde uiteindelijk de begeleidingscommissie per boek de eindvertaling vast.
Er werd tijdens het project veel nagedacht over het ‘type vertaling’ dat de NBV zou moeten zijn. Hoe ging die discussie?
Wat ik me vooral herinner is de discussie rond de invulling van de slogan ‘brontekstgetrouw en doeltaalgericht’. Die termen waren nieuw in vergelijking met begrippen als ‘formele en dynamische equivalentie’ die speelden in de discussie over andere eigentijdse vertalingen als de Groot Nieuws Bijbel en de Willibrordvertaling. Je kunt mijns inziens stellen dat de NBV een dynamische vertaling is geworden, maar wel een die meer oog had voor het eigene van de Bijbelse teksten en vormaspecten daarvan. Het ging dus om getrouwheid aan de kenmerken van de brontekst, niet van de brontaal. Het moet tenslotte goed Nederlands worden en niet klinken als vertaald Hebreeuws of Grieks. Daarbij wil ik aantekenen dat het in de praktijk soms knap lastig bleek om uit te maken of iets een tekst- of taalkenmerk is.
Voldeed het resultaat aan je verwachtingen?
Ik had verwacht dat de NBV meer een kerkBijbel zou worden, in lijn met wat er tijdens de Alverna-conferentie in 1989 met vertegenwoordigers van de kerken was besproken. De begeleidingscommissie legde echter veel nadruk op het literaire van de vertaling en niet op één of meerdere doelgroepen. Daardoor werd er aan sommige zaken minder aandacht geschonken, bijvoorbeeld aan intertekstualiteit tussen Oude en Nieuwe Testament. Ik denk dat met de revisie van de NBV een goede en noodzakelijke correctie op dit punt plaatsvindt.
Na 2004 klonk soms de reactie ‘mooie vertaling, soms wel te vrij’ – zit daar iets in of slaat zulke kritiek de plank mis?
Die kritiek neem ik in zijn algemeenheid niet over. Mogelijk kan dat gezegd worden van een aantal specifieke vertaalbeslissingen. Ik vind de NBV nog steeds een mooie en goed leesbare vertaling van hoog niveau. Ik vind het ook nog steeds bijzonder dat de vertaling in zo’n grote diversiteit aan kerkelijke stromingen gebruikt wordt.
Hoe kijk je aan tegen de revisie?
Zeer positief. Ik kan me in de algemene revisiepunten van harte vinden. Het is sowieso een goede zaak om de schat aan informatie die in de loop van de jaren binnengekomen is opnieuw op zijn merites te beoordelen, uiteraard voor zover die past binnen het revisiebeleid. Veel gekwalificeerde meelezers hebben indertijd veel hierin geïnvesteerd. Het is in deze tijd ook meer gebruikelijk in de vertaalwetenschappelijke wereld om in vertalingen van tevoren duidelijke afspraken te maken met één of meerdere doelgroepen en de ‘skopos’ van de vertaling daarop af te stemmen. In 2007 is daar met de speciale NBV-editie van de Tenach al een begin mee gemaakt.
Hoe zou jij, op basis van wat je er tot nu toe van hebt gezien, de NBV21 omschrijven?
Als een welkome revisie van een mooie en goede vertaling, die mijns inziens de populariteit en bruikbaarheid van de NBV ten goede zal komen.
Wat wil je de lezer meegeven over Bijbelvertalen, het werk waar jij je altijd met hart en ziel voor hebt ingezet?
Ik heb meer dan 45 jaar betrokken mogen zijn bij Bijbelvertaalprojecten in de wereld, te beginnen in Afrika, maar later ook in Latijns-Amerika, in de landen van de voormalige Sovjet-Unie en Europa, zelfs in eigen land. Het is me altijd opgevallen dat er veel is wat mensen gemeen hebben, ondanks grote verschillen van taal en cultuur. Ook hoe de boodschap van de Bijbel impact heeft op mensen van alle tijden en plaatsen. De boodschap blijft relevant, ook al staan er weerbarstige teksten in de Bijbel die vragen oproepen. De ontmoetingen en vriendschappen met mensen die met vergelijkbare vertaalproblemen worstelen heb ik altijd als zegenrijk ervaren.
Dr. K.F. de Blois studeerde Afrikaanse talen en culturen, missiologie en Bijbelexegese. Hij werkte vijftien jaar vanuit Kenia, eerst voor de Gereformeerde Zendingsbond, later voor de United Bible Societies als vertaalcoördinator voor het Afrikaanse continent. Die functie vervulde hij ook een zestal jaren vanuit Miami, voornamelijk ten behoeve van Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied. In die periode ondersteunde hij ook het vertaalwerk van de Bijbelgenootschappen in de Nederlandse Antillen en Suriname. In de negentiger jaren werd hem gevraagd initiatieven op het gebied van digitalisering van het vertaal- en uitgavewerk te coördineren. In 1994 keerde hij naar Europa terug en raakte hij betrokken bij de NBV.
Bronvermelding
[Redactie], ‘”De NBV21 is een welkome revisie van een goede vertaling”. Interview met Kees de Blois’ in: Met Andere Woorden 40/2 (oktober 2021), 86-89.