De angst voorbij
In zijn beroemde Four freedoms Speech uit 1941 kwam de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt op voor vier fundamentele vrijheden: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, vrij zijn van gebrek en vrij zijn van vrees.
Het openbare leven in Nederland ligt stil uit vrees voor het coronavirus en de festiviteiten voor 75 jaar vrijheid zijn afgelast. In deze bizarre tijd gaan we na hoe de Bijbel ons vandaag kan inspireren tot vrijheid. Vandaag: Paul Visser over vrij zijn van vrees.
Wie ooit depressief of burn-out raakte, getroffen werd door mislukking, het beruchte virus of een andere ernstige ziekte, weet ervan mee te praten, van angsten die je te pakken nemen. Onze angsten gaan in principe terug op twee oer-angsten: die van tekortschieten en die voor verlies en dood. Wat zegt de Bijbel hierover?
Realistisch
De Bijbel blijkt steeds weer een uiterst realistisch boek te zijn. Zeker ook als het gaat om onze angsten. Ze duiken daar in alle soorten en maten op en kunnen mensen op allerlei momenten overvallen. Op rake wijze verhaalt de Bijbelschrijver in Genesis 3 over de oorsprong ervan: met onze overmoedige greep om het zelf klaar te spelen in deze wereld, deed tegelijk de angst haar intrede. Angst voor schuld en dood. Met als antipode de (brutale) overmoed. Herkenbaar is dat tot op de dag van vandaag. Hoe goed we het ook voor elkaar hebben in onze relatie, op ons werk of bij onze carrièreplanning, intuïtief voelen we aan dat het net iets minder zeker is dan we zouden willen. Juist door het onverwacht om zich heen grijpende corona-virus worden we daar hard en onontkoombaar mee geconfronteerd. Als de overmoed onder de druk van een of ander dan door zijn hoeven zakt, neemt de angst ons te pakken. Met name dan, als dingen die leken te staan als een huis beginnen te wankelen: je gezonde lichaam je ineens in de steek laat, je toffe relatie stukloopt, je topbaan onverwachts op losse schroeven komt te staan, het plots gedaan is met je eindeloze veerkracht of je te maken krijgt met een onmogelijk verlies.
Zie je angst onder ogen
De Bijbel praat ons geen angst aan, maar praat die evenmin weg. Tegelijk beantwoordt de Bijbel ze met een herhaald ‘Vrees niet!’. Daarmee bezweert God onze angst niet – als dat al zou kunnen. Hij probeert juist heel nabij te komen, bij wat er aan angst rondspookt in ons binnenste. Met zijn ‘Wees niet bang’ raakt Hij onze angsten aan en breekt de gesloten cirkel van onze bange gedachten open naar zichzelf. Hij laat ons weten: Je bent niet overgeleverd aan jezelf. Ik ben er ook nog! Zodat er in onze nachtmerries hoop geboren wordt, geloof en moed, dat er méér is dan het lot dat je overkomt: God die van ons weet én weten wil. Ook al was dat andersom lang niet altijd het geval. De Hebreeuwse Bijbel noemt dat chen oftewel: genade, verbasterd tot gein. De lach die zich voegt bij de traan.
Het is allerminst een teken van zwakte om ons door God in onze angsten te laten aanspreken en ons door zijn ‘Vrees niet!’ te laten opbeuren. Het is eerder een teken van realiteitszin en lef: je geeft eerlijk toe dat het jou niet langer lukt. Een bevrijdende ervaring! Je hoeft je niet groot te houden, maar kunt zijn wie je bent: een doodgewoon mens, eindig en zwak, schuldig en bang. Niets is dan zo sterk als dit: om tegen de gangbare tendens in voor God je verlies te nemen en je te laten redden door de hemel. Het zou zomaar kunnen dat je daar méér mens van wordt.
In dit licht was het treffend en ontroerend dat de microbiologe Rosanne Hertzberger haar column in de NRC (20-3-2020) besloot met de woorden: ‘Ondertussen bid ik tot mijn God, en de God van mijn voorouders. Bewaar ons, bescherm ons, houd ons vast.’
Geloven: iets voor bange mensen?
Helaas roept Gods ‘Vrees niet!’ vandaag de dag vaak veel misverstand op. Op het eerste gehoor klinkt het vooral als een geruststelling voor onzekere of bange mensen. Het gevolg is dat geloven gezien wordt als een therapie voor mensen die het in het leven net niet helemaal redden. Dus dat gelovigen worden weggezet als zwakkelingen die niet zonder extra steun kunnen of verlangen naar een warme deken. ‘Dat heb ik niet nodig,’ zeggen mensen dan. Want ja, wie wil er nu horen bij een club van zielige mensen?
Ik raak daar altijd wat geïrriteerd van, om twee redenen. Ten eerste omdat het nogal arrogant gedacht is. Welk mens kan er – los van psychische stoornissen waar ook geloof je niet automatisch vanaf helpt – niet af en toe wat bemoediging gebruiken? Wie is altijd zo zeker van zichzelf dat hij of zij helemaal zónder kan? Marieke Gouka, de niet-gelovige online-redacteur bij het EO-programma NieuwLicht erkende heel eerlijk in haar column, eveneens in de NRC (20-3-2020): ‘Voor het eerst zou ik willen geloven zoals mijn EO-collega’s. Het vertrouwen voelen dat je in bodemloze tijden als deze gedragen wordt. Het vertrouwen dat wanneer het coronavirus sterker zal zijn dan mijn immuunsysteem, er nog altijd het eeuwige leven is. Door de coronacrisis ervaar ik het als een groot gemis dat ik niet met God ben opgevoed (…). Ik kan haast niet anders dan bidden en vragen of ik (met een variatie op een eerder geschreven wens van haar zoontje, PJV) “astoeblievt” ook in God mag geloven.’
Ten tweede omdat de bovengenoemde opvatting een hardnekkige misinterpretatie is. Als God in de Bijbel zegt: ’Wees niet bang’, is dat meestal niet gericht tot wat onzekere types. Integendeel, in de meeste gevallen wordt het gezegd tegen stoere mannen en sterke vrouwen. Op een moment dat ze worden geroepen tot iets wat zoveel moed en durf, inzet en geduld, liefde en trouw, geloof en doorzettingsvermogen vraagt, dat ze er automatisch voor terugdeinzen. Ook al hebben ze hun sporen qua lef vaak al dubbel en dwars verdiend. Met Gods ‘Wees niet bang!’ worden zij niet door de hemel gepamperd, maar duwt en trekt de Eeuwige hen juist over de grenzen van eigen durven en kunnen heen. Om, zoals zo treffend staat in Psalm 18, met hun God over de hoogste muren te springen en dwars door bedreigende bendes te dringen. Keer op keer spoort Gods ‘niet bang zijn, Ik ben erbij’ mensen aan tot bevrijdende daden, waar ook anderen profijt van hebben.
Zoals toen en daar, zo gebeurt het veel vaker. Denk aan verzetshelden uit de oorlog. Denk aan Martin Luther King. Wie met open ogen en oren door de wereld gaat, ziet er ook nu links en rechts sporen van. Gelovigen hebben daar geen patent op, ze hebben er wel ervaring mee. Alle reden om er je voordeel mee te doen.
Dr. Paul J. Visser
is predikant binnen de Protestantse Kerk in Nederland en verbonden aan de Noorderkerk in Amsterdam.