Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
13 maart 2020

Corona en de Bijbel: Het gaat mijn begrip te boven

We kunnen er niet meer omheen; ons land is in de ban van het corona-virus. Minister-president Rutte heeft vergaande maatregelen aangekondigd. Vanmorgen op het schoolplein riepen moeders dat ze nu toch echt zouden hamsteren, ‘want straks gaan vast alle winkels dicht.’ 
Ik kijk en luister met gemengde gevoelens. Is het werkelijk zo erg?

Moet ik nu bang worden? Hoe dichtbij is dit virus bij mijn woonplaats, mijn familie, mijn kinderen?  Hoe bescherm je je tegen iets dat zo ongrijpbaar is? Maar tegelijkertijd is er ook een ander stemmetje in m’n hoofd. Hoe erg is dit nu werkelijk? Hoe is het mogelijk dat een griepvirus ons hele land kan lamleggen? 
Ik moet denken aan de woorden van Psalm 8:

Zie ik de hemel, het werk van uw vingers,
de maan en de sterren door u daar bevestigd,
wat is dan de sterveling dat u aan hem denkt,
het mensenkind dat u naar hem omziet?

U hebt hem bijna een god gemaakt,
hem gekroond met glans en glorie.

Ja, we zijn bijna goddelijk gemaakt. Bijna. Wij mensen van de 21e eeuw zijn tot dingen in staat waar eerdere generaties alleen van konden dromen. We lijken alles onder controle te hebben. Totdat er één griepvirus wild om zich heen grijpt. 

De mediaboodschappen buitelen over elkaar heen. Het ene bericht maakt het groots. Het andere bericht maakt het klein. Staan christenen daar anders in? Er verschijnen berichten over eindtijd-voorspellingen. Anderen leggen links met epidemieën in het Oude Testament, ziektes die door God gezonden zouden zijn. Ik hoor hier vooral veel onzekerheid in doorklinken.  Niemand weet ten slotte wat er echt aan de hand is en wat ons boven het hoofd hangt. Hoe lang dit nog gaat duren en hoe persoonlijk je misschien geraakt zult worden. Toch is er een zekerheid die altijd geldt. Wat er ook gebeurt, God is erbij.  En hij blijft dichtbij, ook al valt veel van het menselijke contact ineens weg.

U omsluit mij, van achter en van voren,
u legt uw hand op mij.

Wonderlijk zoals u mij kent,
het gaat mijn begrip te boven.
Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen,
hoe aan uw blikken ontkomen?
Klom ik op naar de hemel – u tref ik daar aan,
lag ik neer in het dodenrijk – u bent daar.

Psalm 139:5-8

Ga ik straks hamsteren? Misschien. Maar eerst ga ik bidden, met in mijn achterhoofd de woorden van 1 Timoteüs 2:1-2

Allereerst vraag ik dat er voor alle mensen gebeden wordt, dat er smeekbeden, voorbeden en dankgebeden voor hen worden uitgesproken. Bid voor alle koningen en gezagsdragers, opdat we rustig en ongestoord kunnen leven, in alle vroomheid en waardigheid.

Anne-Mareike Schol – Wetter
Hoofd Bijbelgebruik bij het Nederlands Bijbelgenootschap

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons