Dag 1: introductie van Jesaja
Jesaja 1 vormt de inleiding op het hele boek Jesaja. Hierin staat wie de schrijver is, in welke tijd hij leefde en tot welk publiek hij sprak. Maar bovenal komt hierin naar voren wat de boodschap van het boek Jesaja is. Die wordt meteen in de eerste hoofdstukken al duidelijk neergezet. Niet de profeet Jesaja of het volk (van) Israël staat in het boek Jesaja centraal, maar God zelf.
Bijbeltekst(en)
Jesaja 1
Aanklacht tegen Israël en Jeruzalem
Uitleg Jesaja 1:1-20
Wat gaat er komen in het boek Jesaja?
De eerste verzen van het boek Jesaja zijn een inleiding op het eerste deel van het boek én op het boek als geheel. Ze geven antwoord op veel vragen: Wie is de schrijver? Wanneer speelt het (eerste deel van het boek Jesaja) zich af? Voor wie is het geschreven? Wat voor teksten kunnen we verwachten? Jesaja 1:2-2:5 is een vooruitblik op wat er in de rest van het boek Jesaja gaat komen. Jesaja 1 gaat over Gods aanklacht tegen Juda en Jeruzalem, Jesaja 2:1-5 gaat over de belofte dat God zelf Sion komt vernieuwen. Dit patroon wordt van Jesaja 2:6-4:6 nog een keer herhaald. Zo wordt aan het begin van het boek duidelijk gemaakt wat je ervan kunt verwachten, de toon wordt gezet. Daarbij ligt de focus op God. Niet Jesaja of het volk Israël staat centraal, maar God.
Gebrek aan inzicht
Gods aanklacht tegen Israël, die vanaf vers 2 begint, gaat niet alleen om schuld, om het verbreken van wetten, maar ook om het ontbreken van kennis en inzicht (vers 3). Als een rund zijn meester al herkent, mag je toch zeker verwachten dat Israël, de kinderen van God, hun God herkennen? Maar het tegendeel is waar: Israël kent God niet en heeft geen inzicht in Gods plannen. Dat uit zich in een opstand van Israël tegen God. Hoe kwetsend die opstand voor God is, wordt duidelijk in vers 2, door het contrast tussen ‘mijn kinderen’ en ‘opstand’. God is als een vader voor Israël, en door die intieme, onverbreekbare band is de opstand des te pijnlijker. Dat zie je ook in de laatste regel van vers 4: het volk heeft God de rug toegekeerd. De breuk lijkt compleet. Daardoor is het volk ‘met schuld beladen’ (vers 4), en daardoor is het karakter van het volk het tegenovergestelde van het heilige karakter van God. Het oordeel dat op die zonde volgt, is al voltrokken. De straf is al uitgevoerd. Het volk wordt als een persoon omschreven die al afgeranseld en ziek is (vers 5-6). Maar deze persoon wordt niet verzorgd en verbonden, niet met zalvende olie ingesmeerd. Dan springt het beeld plotseling over naar verbrande steden en een verwoest land (vers 7). Dat is de harde werkelijkheid van Gods straf. Toch is er hoop. Er is een ‘laatste rest’, die niet vergaan is. In die rest ligt nog de hoop dat God doorgaat met zijn volk. Die hoop ligt bij God: ‘Had de HEER van de hemelse machten ons niet […] gelaten…’ (vers 9). God staat centraal: bij aanklacht, oordeel, straf en redding. Dit zullen we ook in de rest van het boek Jesaja zien. Vanaf vers 10 begint de concrete aanklacht, wordt Israël opgeroepen recht te doen en wordt uiteindelijk aangekondigd wat de straf is als men niet gehoorzaamt, en welke beloning het volk ten deel zal vallen als het wel naar God luistert.
Verband met andere teksten: straf en redding
Het eerste hoofdstuk van het boek Jesaja doet denken aan het lied van Mozes in Deuteronomium 32:1-43. In beide teksten komen dezelfde thema’s voor: hemel en aarde zijn getuigen en Israël, Gods volk, is ontrouw. God straft zijn kinderen door zich van de Israëlieten af te keren. Maar God geneest ook weer, en doet zijn volk overwinnen. In vers 9 wordt verwezen naar het verhaal over de vernietiging van Sodom en Gomorra in Genesis 19:24-26. Jeruzalem was bijna door hetzelfde lot getroffen als die twee steden. Jeruzalem zou onherroepelijk vernietigd zijn, als de HEER van de hemelse machten niet een laatste rest had overgelaten.
Vragen
- 1.Jesaja 1 is een vooruitblik op de rest van het boek: welke thema’s kun je in deze tekst ontdekken? Schrijf die eventueel voor jezelf op en let er tijdens het volgen van dit leesplan op waar je deze thema’s weer tegenkomt.
- 2.Wat is in deze tekst het verband tussen kennis van God en God dienen?
- 3.Herken je in je eigen leven het verband tussen God kennen en hem dienen?
Kader
Jesaja: het boek en de profeet
De profeet Jesaja leefde en werkte tijdens de regeringen van de koningen Uzzia, Jotam, Achaz en Hizkia (rond 750-700 voor Christus) en had toegang tot het koninklijk hof. In die tijd schreef hij het eerste deel van het boek Jesaja. Na zijn dood schreven zijn leerlingen en leerlingen van leerlingen verder aan zijn boek. Zo ontstonden het tweede en derde deel van het boek Jesaja.
Het boek Jesaja bestaat namelijk uit drie grote delen. Het eerste deel (hoofdstuk 1-39, door onderzoekers Proto-Jesaja genoemd) speelt zich af in de tijd vóór de Babylonische ballingschap, als de Assyriërs aan de macht zijn in het Oude Nabije Oosten. Het tweede deel (hoofdstuk 40-55, door onderzoekers Deutero-Jesaja genoemd) speelt zich af tijdens de Babylonische ballingschap, als de Babyloniërs aan de macht zijn in het Oude Nabije Oosten en ze de inwoners van Juda weggevoerd hebben (586-539 voor Christus). Het derde deel van Jesaja (hoofdstuk 56-66, door onderzoekers Trito-Jesaja genoemd) speelt zich af ná de Babylonische ballingschap, als de Perzen aan de macht zijn en een gedeelte van het volk terugkeert naar Juda.
Het eerste deel van het boek Jesaja kun je onderverdelen in vijf stukken, zoals je in de afbeelding kunt zien. Het laatste stuk (hoofdstuk 36-39) is grotendeels gelijk aan 2 Koningen 18:13-20:19 en uit dat boek overgenomen en aangepast.
1-12: Jesaja’s profetieën over Juda en Jeruzalem
13-23: Profetieën tegen andere volken
24-27: Teksten over de eindtijd
28-35: Bedreiging van Jeruzalem door Sanherib
36-39: Jesaja tijdens Sanheribs aanval op Jeruzalem