Hoog verheven – aan een kruis
Bijbeltekst(en)
Johannes 2
Gesprek met Nikodemus
Johannes 3
‘De Mensenzoon moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhooggeheven heeft, opdat iedereen die gelooft, in Hem eeuwig leven heeft.’ Johannes 3:14-15
In de loop van het gesprek tussen Jezus en Nikodemus wordt steeds meer duidelijk hoe Jezus de verhoudingen ziet. Nikodemus ging het gesprek aan als een gelijke, als rabbi tegenover rabbi. Maar voor Jezus liggen de verhoudingen heel anders: Hij is de enige die uit de hemel is gekomen om te getuigen van wat Hij van de Vader gezien en gehoord heeft, terwijl Nikodemus en zijn collega-farizeeën weigeren zijn getuigenis aan te nemen. Ze geloven niet wat Jezus vertelt over ‘aardse dingen’, dus hoe zullen ze Hem dan geloven als Hij vertelt over de ‘hemelse dingen’? Met die ‘aardse dingen’ bedoelt Jezus waarschijnlijk de geboorte van boven, die een mens moet ondergaan om in te gaan in het koninkrijk; dat is immers waar Hij zojuist over verteld heeft. De ‘hemelse dingen’ verwijzen dan naar de wereld bij de Vader, waar Hij vandaan komt.
In het vervolg van het gesprek, dat nu meer een monoloog wordt, spreekt Jezus over de reden waarom de Mensenzoon naar de aarde is gezonden. Daarbij gebruikt Hij een beeld uit het Oude Testament. Toen het volk Israël door de woestijn zwierf, op weg van Egypte naar het beloofde land, klaagde het over het eentonige manna dat het elke dag te eten kreeg. Daarop strafte God het volk met giftige slangen. Het volk kwam tot inkeer en God droeg Mozes op een koperen slang op een staak te bevestigen. Wie daarnaar keek, bleef in leven.
Het is een heftig beeld: te midden van de wereld die duisternis verkiest boven het licht, waar de mensheid haar ondergang tegemoet leeft, richt God een staak op, waar Jezus op wordt bevestigd, en wie in Hem gelooft, wordt gered van de ondergang en ontvangt eeuwig leven. Wat een paradox: Jezus’ kruisiging, de ultieme vernedering, is een verhoging; wat volgens de wet als een vloek geldt (Deuteronomium 21:23), gebruikt God tot redding van de wereld. Aan het kruis zal Hij iedereen naar zich toe trekken (Johannes 12:32). Er is nooit iemand opgestegen naar de hemel, maar via het kruis voert Jezus omhoog wie in Hem geloven, wie uit God geboren zijn.
Helpt het beeld van de slang op de staak je om Jezus’ dood beter te begrijpen? Hoe zou je dit zelf verwoorden?