Dag 38 – Goede herder
Bijbeltekst(en)
Johannes 10
Eerder lazen we over Jezus als lam van God. In de tekst van vandaag komt het beeld van schapen op een andere manier naar voren. Jezus zegt hier: ‘Ik ben de goede herder’ en ‘Ik ben de deur voor de schapen’. Beide beelden komen ook voor in het Oude Testament. Het volk Israël wordt daarin vaak vergeleken met een kudde schapen. Met de (goede) herder wordt in het Oude Testament God bedoeld of de koning uit het geslacht van David, die door God gezonden wordt. In Jesaja 40:11 lees je bijvoorbeeld hoe God het volk liefdevol weer bij elkaar brengt nadat het uit elkaar is gedreven. En in Micha 5:1-5 droomt de profeet van een messiaanse koning die hij beschrijft als een herder. Door de macht van deze koning kan het volk veilig wonen. Als Jezus zichzelf ‘herder’ en ‘deur’ noemt, betrekt Hij de gedachten die deze beelden bij zijn toehoorders oproepen dus op zichzelf: Hij geeft goede zorg, veiligheid en bescherming.
Begrijp je waarom Jezus’ woorden tot verdeeldheid leidden?