45/46 - Goede Vrijdag
Bijbeltekst(en)
Lucas 23
Jezus hangt aan het kruis. Op een bordje boven zijn hoofd staat: ‘Dit is de koning van de Joden’. Het verwijst naar de beschuldiging die de leiders van het volk tegen Hem in hadden gebracht: dat Hij van zichzelf beweerde de beloofde koning te zijn, de messias (Lucas 23:2-3).
Drie keer wordt Jezus door mensen om Hem heen bespot: door de leiders, de soldaten en door een van de twee misdadigers die samen met Hem worden gekruisigd. Allemaal stellen ze dezelfde cynische vraag: als Jezus werkelijk de door God beloofde bevrijder is, waarom redt Hij zichzelf dan niet? De mensen begrijpen niet dat Jezus’ roeping als Messias er alleen uit bestaat om ánderen te redden.
De tweede misdadiger neemt het voor Jezus op: ‘Wij worden terecht gestraft. Maar die man heeft niets verkeerds gedaan.’ Jezus wordt gedood terwijl Hij niets misdaan heeft. Hij was zonder smet of gebrek, net zoals het lam dat met Pasen geslacht werd zonder enig gebrek was (Exodus 12:5; 1 Korintiërs 5:7; 1 Petrus 1:19). De veroordeelde man heeft daar een glimp van opgevangen, en hij stelt zijn laatste vertrouwen op Jezus.
Stel je voor dat je erbij was geweest, op die allereerste ‘Goede Vrijdag’. Waar sta je, wat zie je, en wat doe je?