Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 2

Bijbeltekst(en)

1Mozes was gewoon de schapen en geiten van zijn schoonvader Jetro, de Midjanitische priester, te weiden. Eens dreef hij de kudde ver de woestijn in, en zo kwam hij bij de Horeb, de berg van God. 2Daar verscheen de engel van de HEER aan hem in een vuur dat uit een doornstruik opvlamde. Mozes zag dat de struik in brand stond en toch niet door het vuur werd verteerd. 3Hoe kan het dat die struik niet verbrandt? dacht hij. Ik ga dat wonderlijke verschijnsel eens van dichtbij bekijken. 4Maar toen de HEER zag dat Mozes dat ging doen, riep Hij hem vanuit de struik: ‘Mozes! Mozes!’ ‘Ja, ik luister,’ antwoordde Mozes. 5‘Kom niet dichterbij,’ waarschuwde de HEER, ‘en trek je sandalen uit, want de grond waarop je staat, is heilig. 6Ik ben de God van je vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.’ Mozes bedekte zijn gezicht, want hij durfde niet naar God te kijken.

7De HEER zei: ‘Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is, Ik heb hun jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord, Ik weet hoe ze lijden. 8Daarom ben Ik afgedaald om hen uit de macht van de Egyptenaren te bevrijden, en om hen uit Egypte naar een mooi en uitgestrekt land te brengen, een land dat overvloeit van melk en honing, het gebied van de Kanaänieten, de Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten. 9De jammerklacht van de Israëlieten is tot Mij doorgedrongen en Ik heb gezien hoe wreed de Egyptenaren hen onderdrukken. 10Daarom stuur Ik jou nu naar de farao: jij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte wegleiden.’

11Mozes zei: ‘Maar wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?’ 12God antwoordde: ‘Ik zal bij je zijn. En dit zal voor jou het teken zijn dat Ik je heb gestuurd: als je het volk uit Egypte hebt weggeleid, zullen jullie God bij deze berg vereren.’

13Maar Mozes zei: ‘Stel dat ik naar de Israëlieten ga en tegen hen zeg dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft, en ze vragen: “Wat is de naam van die God?” Wat moet ik dan zeggen?’ 14Toen antwoordde God hem: ‘Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom tegen de Israëlieten: “IK ZAL ER ZIJN heeft mij naar u toe gestuurd.”’ 15Ook zei Hij tegen Mozes: ‘Zeg tegen hen: “De HEER heeft mij gestuurd, de God van uw voorouders, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. En Hij heeft gezegd: ‘Zo wil Ik voor altijd heten, met die naam wil Ik worden aangeroepen door alle komende generaties.’”

Exodus 3:1-15NBV21Open in de Bijbel

Op een dag, als Mozes met zijn schapen rondzwerft door de woestijn, ziet hij iets vreemds: er staat een braamstruik in brand, maar de struik wordt niet door het vuur verteerd. Zoals vaker in de Bijbel is het vuur een teken van Gods aanwezigheid. God is in zijn heiligheid als een verterend vuur, maar tegelijkertijd is Hij een God die behoudt en beschermt.

God vertelt aan Mozes dat Hij zijn volk heeft gezien en gehoord (vers 7, 9): Het Hebreeuwse woord voor ‘zien’ betekent ook ‘omzien’ en het woord voor ‘horen’ ook ‘luisteren’. God ziet om naar zijn volk en luistert naar hun roep om hulp. Hij stuurt Mozes naar Egypte om de Israëlieten te bevrijden. Mozes is in eerste instantie niet enthousiast. Hij heeft niet veel vertrouwen in zichzelf. Maar God belooft hem: ‘Ik zal bij je zijn.’ Ook vertelt Hij zijn naam aan Mozes: JHWH, ‘Ik zal er zijn’. Deze God, die er altijd is, zal zijn volk beschermen en uit Egypte wegleiden.

Wanneer heb jij extra moed nodig? Hoe kan de naam waarmee God zich aan Mozes bekendmaakt je dan helpen?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.14
Volg ons