Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Woensdag 8 april

Bijbeltekst(en)

Matteüs 25

1Dan zal het met het koninkrijk van de hemel zijn als met tien meisjes die hun olielampen hadden gepakt en eropuit trokken, de bruidegom tegemoet. 2Vijf van hen waren dwaas, de andere vijf waren wijs. 3De dwaze meisjes hadden wel hun lampen gepakt, maar geen olie. 4De wijze meisjes hadden behalve hun lampen ook olie in kruiken bij zich. 5Omdat de bruidegom op zich liet wachten, werden ze allemaal slaperig en dommelden ze in. 6Midden in de nacht klonk er luid geroep: “Daar is de bruidegom! Kom, ga hem tegemoet.” 7De meisjes werden wakker en brachten hun olielampen in orde. 8De dwaze meisjes zeiden tegen de wijze: “Geef ons wat van jullie olie, want onze lampen gaan uit.” 9De wijze meisjes antwoordden: “Nee, straks is er nog te weinig voor ons en jullie samen. Zoek liever een verkoper en koop zelf olie.” 10Terwijl zij op olie uit waren, arriveerde de bruidegom, en zij die klaarstonden gingen met hem naar binnen voor het bruiloftsfeest, waarna de deur gesloten werd. 11Enige tijd later kwamen ook de andere meisjes. Ze riepen: “Heer, heer, doe open voor ons!” 12Maar hij antwoordde: “Ik verzeker jullie: ik ken jullie niet.” 13Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag en op welk tijdstip Hij komt.

14Of het zal zijn als met een man die op reis ging, zijn dienaren bij zich riep en het geld dat hij bezat aan hen in beheer gaf. 15Aan de een gaf hij vijf talent, aan een ander twee, en aan nog een ander één, ieder naar wat hij aankon. Toen vertrok hij. Meteen 16ging de man die vijf talent ontvangen had op weg om er handel mee te drijven, en zo verdiende hij er vijf talent bij. 17Op dezelfde wijze verdiende de man die er twee had gekregen er twee bij. 18Degene die één talent ontvangen had, besloot het geld van zijn heer te verstoppen: hij begroef het.

19Na lange tijd keerde de heer van die dienaren terug en vroeg hun rekenschap. 20Degene die vijf talent ontvangen had, kwam naar hem toe en overhandigde hem nog vijf talent erbij met de woorden: “Heer, u hebt mij vijf talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er vijf bij verdiend.” 21Zijn heer zei tegen hem: “Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar was in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.” 22Ook degene die twee talent ontvangen had, kwam naar hem toe en zei: “Heer, u hebt mij twee talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er twee bij verdiend.” 23Zijn heer zei tegen hem: “Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar was in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.” 24Nu kwam ook degene die één talent ontvangen had naar hem toe. Hij zei: “Heer, ik wist van u dat u streng bent, dat u maait waar u niet hebt gezaaid en oogst waar u niet hebt geplant, 25en uit angst besloot ik uw talent te begraven. Alstublieft, hier hebt u het terug.” 26Zijn heer antwoordde hem: “Je bent een slechte, luie dienaar. Je wist dat ik maai waar ik niet heb gezaaid en oogst waar ik niet heb geplant? 27Dan had je mijn geld dus bij de bank in bewaring moeten geven, zodat ik het bij mijn terugkomst met rente zou hebben teruggekregen. 28Neem hem dat talent af en geef het aan degene die er tien heeft. 29Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs het laatste worden ontnomen. 30En die nutteloze dienaar, gooi hem eruit, in de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt.”

31Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, zal Hij plaatsnemen op zijn glorierijke troon. 32Dan zullen alle volken voor Hem worden samengebracht en zal Hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt; 33de schapen zal Hij rechts van zich plaatsen, de bokken links. 34Dan zal de koning tegen de groep aan zijn rechterzijde zeggen: “Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is. 35Want Ik had honger en jullie gaven Mij te eten, Ik had dorst en jullie gaven Mij te drinken. Ik was een vreemdeling en jullie namen Mij op, 36Ik was naakt en jullie kleedden Mij. Ik was ziek en jullie bezochten Mij, Ik zat gevangen en jullie kwamen naar Mij toe.” 37Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en U te eten gegeven, of dorstig en U te drinken gegeven? 38Wanneer hebben wij U als vreemdeling gezien en opgenomen, U naakt gezien en gekleed? 39Wanneer hebben wij gezien dat U ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar U toe gekomen?” 40En de koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de geringsten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor Mij gedaan.” 41Daarop zal Hij ook de groep aan zijn linkerzijde toespreken: “Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn ogen naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen. 42Want Ik had honger en jullie gaven Mij niet te eten, Ik had dorst en jullie gaven Mij niet te drinken. 43Ik was een vreemdeling en jullie namen Mij niet op, Ik was naakt en jullie kleedden Mij niet. Ik was ziek en zat in de gevangenis en jullie bezochten Mij niet.” 44Dan zullen ook zij antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien of dorstig, als vreemdeling of naakt, ziek of in de gevangenis en hebben wij niet voor U gezorgd?” 45En Hij zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie voor een van deze geringste mensen niet gedaan hebben, hebben jullie ook voor Mij niet gedaan.” 46Hun staat eeuwige bestraffing te wachten, de rechtvaardigen daarentegen het eeuwige leven.’

Matteüs 26

Jezus met kostbare olie gebalsemd

1Toen Jezus deze laatste rede beëindigd had, zei Hij tegen zijn leerlingen: 2‘Over twee dagen is het, zoals jullie weten, Pesach. Dan wordt de Mensenzoon uitgeleverd om gekruisigd te worden.’

3Ondertussen kwamen de hogepriesters en de oudsten van het volk bijeen in het huis van de hogepriester, Kajafas. 4Daar beraamden ze het plan om Jezus door middel van een list gevangen te nemen en Hem te doden. 5‘Maar niet op het feest,’ zeiden ze, ‘want dan komt het volk in opstand.’

6-7Toen Jezus in Betanië in het huis van Simon – degene die aan een huidziekte had geleden – aanlag voor de maaltijd, kwam er een vrouw naar Hem toe. Ze had een albasten flesje met zeer kostbare olie bij zich en goot die uit over zijn hoofd. 8De leerlingen ergerden zich toen ze dit zagen en zeiden: ‘Wat een verspilling! 9Die olie had immers duur verkocht kunnen worden, en dan hadden we het geld aan de armen kunnen geven.’ 10Jezus hoorde het en zei: ‘Waarom vallen jullie deze vrouw lastig? Zij heeft iets goeds voor Mij gedaan. 11Want de armen zijn altijd bij jullie, maar Ik zal niet altijd bij jullie zijn. 12Door die olie over Mij uit te gieten, heeft ze mijn lichaam voorbereid op het graf. 13Ik verzeker jullie: waar ook ter wereld het goede nieuws verkondigd wordt, daar zal ter herinnering aan haar verteld worden wat zij heeft gedaan.’

14Daarop ging een van de twaalf, namelijk Judas Iskariot, naar de hogepriesters 15en zei: ‘Wat krijg ik van u als ik Hem aan u uitlever?’ Ze betaalden hem dertig zilverstukken. 16Vanaf dat moment zocht hij een gunstige gelegenheid om Hem uit te leveren.

Matteüs 25:1-26:16NBV21Open in de Bijbel

Jezus vertelt zijn leerlingen dat ze waakzaam moeten zijn en niet rustig moeten afwachten: ze moeten verdergaan met de taak die ze hebben gekregen. Want het eindoordeel zal streng zijn, het oordeel over hoe we zijn omgegaan met de ‘onaanzienlijksten’.

Daarna volgt een bijzonder moment: Jezus wordt gezalfd met dure olie. De leerlingen zijn boos, ze denken misschien aan Jezus’ verhaal over het eindoordeel. Dit is toch zonde van die dure olie, dat geld hadden ze kunnen gebruiken voor de ‘onaanzienlijksten’!

Maar nee, het moment is daar! Het moment dat Jezus zal lijden en sterven. Deze vrouw heeft het begrepen – zij is waakzaam – en zalft Jezus: de koning die gaat sterven. Want alles wat we doen, staat in relatie tot Jezus: ‘dat hebben jullie voor mij gedaan.’ En hoe bijzonder is het dat nu nog steeds over deze vrouw verteld wordt…

Vraag: Alles wat je voor de ‘onaanzienlijksten’ hebt gedaan, heb je voor mij gedaan. Wat kunt u vandaag voor een ander doen?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons