Donderdag 27 februari
Bijbeltekst(en)
Matteüs 2
De vlucht voor Herodes en Archelaüs
In het vorige hoofdstuk lazen we dat Jezus is geboren, maar pas hier lezen we waar en wanneer dat gebeurde: ‘in Betlehem in Judea, tijdens de regering van Herodes’ (vers 1). Hier is al meteen een spanning voelbaar: er is een nieuwe koning geboren, terwijl er al een koning op de troon zit. De magiërs verhogen de spanning door nog eens expliciet te vragen waar ze de ‘pasgeboren koning van de Joden’ kunnen vinden (vers 2). Herodes schrikt en smeedt in het geheim een plan om het kind te doden. Een heel andere reactie zien we bij de magiërs. Zij knielen neer voor de nieuwe koning, ze bewijzen hem eer en geven hem kostbare geschenken. Deze gebeurtenis zal voor sommige Joodse lezers van het Matteüs-evangelie een bijzondere betekenis hebben gehad. De verwachting was dat – als God eenmaal zijn heerschappij gevestigd had – de volken van de wereld naar Israël zouden trekken om God eer te bewijzen en hem geschenken te geven. Hier zien we in het klein al een begin daarvan.
Vraag: Hoe overbrugt Jezus voor u de afstand tussen mensen uit verschillende volken?