Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Woensdag 17 april

Bijbeltekst(en)

28Jezus werd van Kajafas naar het pretorium gebracht. Het was nog vroeg in de morgen. Zelf gingen ze niet naar binnen, anders zouden ze zich verontreinigen en niet aan het pesachmaal kunnen deelnemen. 29Daarom kwam Pilatus naar buiten. ‘Waarvan beschuldigt u deze man?’ vroeg hij. 30Ze antwoordden: ‘Als Hij geen misdaden had gepleegd, zouden we Hem niet aan u uitgeleverd hebben.’ 31Pilatus zei: ‘Neem Hem dan mee, en veroordeel Hem volgens uw eigen wet.’ Maar de Joden wierpen tegen: ‘Wij hebben het recht niet om iemand ter dood te brengen.’ 32Zo moest de uitspraak van Jezus in vervulling gaan waarin Hij aanduidde welke dood Hij zou sterven.

33Pilatus ging het pretorium weer in. Hij liet Jezus bij zich komen en vroeg Hem: ‘Bent U de koning van de Joden?’ 34Jezus antwoordde: ‘Vraagt u dit uit uzelf of hebben anderen dit over Mij gezegd?’ 35‘Ik ben toch geen Jood,’ antwoordde Pilatus. ‘Uw volk en uw hogepriesters hebben U aan mij uitgeleverd – wat hebt U gedaan?’ 36Jezus antwoordde: ‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat Ik aan de Joden werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier.’ 37Pilatus zei: ‘U bent dus koning?’ ‘U zegt dat Ik koning ben,’ zei Jezus. ‘Ik ben geboren en naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen, en ieder die de waarheid is toegedaan, luistert naar wat Ik zeg.’ 38Hierop zei Pilatus: ‘Maar wat is waarheid?’

Na deze woorden ging hij weer naar de Joden buiten. ‘Ik heb geen schuld in Hem gevonden,’ zei hij. 39‘Maar het is bij u gebruikelijk dat ik met Pesach iemand vrijlaat – wilt u dat ik de koning van de Joden vrijlaat?’ 40Toen begon iedereen te schreeuwen: ‘Hem niet, maar Barabbas!’ Barabbas was een misdadiger.

Johannes 18:28-40NBV21Open in de Bijbel

Het gesprek tussen Pilatus en Jezus is kenmerkend voor het Johannes-evangelie: iemand vraagt of zegt iets, Jezus reageert op een manier die de ander niet verwacht had, en steeds is er die spanning tussen de letterlijke en de figuurlijke betekenis. In dit geval gaat het om de vraag of Jezus koning is. Jezus’ antwoord is: ja en nee. Ja, hij is koning, maar een heel ander soort koning dan Pilatus denkt. Hij is ook anders dan de koning, de messias, die de Joden in die tijd verwachten. Zij hopen op de ideale koning voor hun volk. Maar Jezus’ koningschap is zoals het koningschap van God, die als schepper van hemel en aarde koning is van heel de wereld en rechter over alle mensen.

Wat zou u antwoorden op Pilatus’ vraag in vers 38?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.14
Volg ons