Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Vrijdag 8 maart

Bijbeltekst(en)

35De volgende dag stond Johannes er weer met twee van zijn leerlingen. 36Toen hij Jezus voorbij zag komen, zei hij: ‘Daar is het lam van God.’ 37De twee leerlingen hoorden wat hij zei en gingen met Jezus mee. 38Jezus draaide zich om, en toen Hij zag dat ze Hem volgden, zei Hij: ‘Wat zoeken jullie?’ ‘Rabbi,’ zeiden zij tegen Hem (dat is in onze taal ‘meester’), ‘waar verblijft U?’ 39Hij zei: ‘Kom maar mee, dan zul je het zien.’ Ze gingen met Hem mee en zagen waar Hij onderdak had gevonden. Het was ongeveer twee uur voor zonsondergang, en ze bleven die dag bij Hem.

40Een van de twee die gehoord hadden wat Johannes zei en Jezus gevolgd waren, was Andreas, de broer van Simon Petrus. 41Meteen zocht hij zijn broer Simon op, en hij zei tegen hem: ‘Wij hebben de messias gevonden,’ (dat is Christus, ‘gezalfde’) 42en hij nam hem mee naar Jezus. Jezus keek hem aan en zei: ‘Jij bent Simon, de zoon van Johannes, maar voortaan zul je Kefas heten.’ (Dat is Petrus, ‘rots’.)

43De volgende dag besloot Jezus naar Galilea te gaan. Hij zocht Filippus op en zei tegen hem: ‘Volg Mij.’ 44Filippus kwam uit Betsaïda, uit dezelfde stad als Andreas en Petrus. 45Hij zocht Natanaël op en zei tegen hem: ‘We hebben de man gevonden over wie Mozes in de wet geschreven heeft en over wie ook de profeten hebben gesproken: Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazaret!’ 46‘Uit Nazaret?’ zei Natanaël. ‘Kan daar iets goeds vandaan komen?’ ‘Ga zelf maar kijken,’ zei Filippus. 47Jezus zag Natanaël aankomen en zei: ‘Dat is nu een echte Israëliet, een mens zonder bedrog.’ 48‘Waar kent U mij van?’ vroeg Natanaël. Jezus antwoordde: ‘Ik had je al gezien voordat Filippus je riep, toen je onder de vijgenboom zat.’ 49‘Rabbi,’ zei Natanaël, ‘U bent de Zoon van God, U bent de koning van Israël!’ 50Jezus vroeg: ‘Geloof je omdat Ik tegen je zei dat Ik je onder de vijgenboom zag zitten? Je zult nog grotere dingen zien.’ 51‘Werkelijk, Ik verzeker jullie,’ voegde Hij eraan toe, ‘jullie zullen de hemel geopend zien, en de engelen van God zien omhooggaan en neerdalen naar de Mensenzoon.’

Johannes 1:35-51NBV21Open in de Bijbel

Veel Joden uit Jezus’ tijd verwachtten eennieuwe koning uit de familie van David. Een koning die weer in Israël over het Joodse volk zal heersen en gerechtigheid en vrede zal brengen. De leerlingen van Johannes geloven dat Jezus die koning is: ze noemen hem ‘messias’, letterlijk ‘de gezalfde’. Maar Jezus geeft zijn eigen inhoud aan de titel messias. De titel ‘lam van God’, waarmee Johannes de Doper steeds naar hem verwijst, laat zien dat deze messias geen geweld gebruikt, maar juist vrijwillig geweld ondergaat. En Jezus’ woorden over de ‘Mensenzoon’ wekken een verwachting die elke menselijke koning te boven gaat.

Als Jezus nu weer op aarde zou zijn, wat zou u dan van hem verwachten?

Opdracht  

De leerlingen van Johannes willen nog meer over Jezus te weten komen. Daarom vragen ze waar Jezus logeert. Kijk eens naar uw huis alsof het van iemand anders was. Als mensen bij u komen logeren, wat leren ze dan over u?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.14
Volg ons