Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Maandag 11 maart

Bijbeltekst(en)

Johannes 2

Jezus in de tempel

13Kort voor het Joodse pesachfeest reisde Jezus naar Jeruzalem. 14Daar trof Hij op het tempelplein de handelaars in runderen, schapen en duiven aan, en de geldwisselaars die daar altijd zaten. 15Hij maakte een zweep van touw en joeg ze allemaal de tempel uit, met hun schapen en runderen. Hij smeet het geld van de wisselaars op de grond, gooide hun tafels omver 16en riep tegen de duivenverkopers: ‘Weg ermee! Jullie maken een markt van het huis van mijn Vader!’ 17Zijn leerlingen dachten aan wat er geschreven staat: ‘De hartstocht voor uw huis zal Mij verteren.’ 18Maar de Joden vroegen: ‘Met welk teken kunt U bewijzen dat U dit mag doen?’ 19Jezus antwoordde hun: ‘Breek deze tempel maar af, en Ik zal hem in drie dagen weer opbouwen.’ 20‘Zesenveertig jaar heeft de bouw van deze tempel geduurd,’ zeiden de Joden, ‘en U wilt hem in drie dagen weer opbouwen?’ 21Maar Hij sprak over de tempel van zijn lichaam. 22Na zijn opstanding uit de dood herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en alles wat Jezus gezegd had.

Johannes 2:13-22NBV21Open in de Bijbel

Het is vlak voor Pesach. De drukste plek in Jeruzalem is het tempelplein. Op deze plaats maakt Jezus voor het eerst gebruik van een misverstand om zijn toehoorders iets te leren. Jezus heeft het hier over ‘deze tempel’. De mensen denken dat hij het heeft over het gebouw waar ze vlakbij staan. Het klinkt hun belachelijk in de oren dat Jezus in zijn eentje binnen een paar dagen een tempel wil opbouwen waar duizenden mensen jarenlang aan gewerkt hebben. Maar Jezus heeft het niet over dat gebouw, maar over zijn eigen lichaam. Johannes schrijft dat de leerlingen pas na Jezus’ opstanding begrijpen wat deze woorden betekenen. En dat kom je vaker tegen in het Johannes-evangelie: regelmatig begrijpen de leerlingen niet meteen wat Jezus bedoelt. Maar op het juiste moment zullen ze aan Jezus’ woorden denken, begrijpen wat hij ermee bedoeld heeft en hem geloven (zie Johannes 13:19, 14:29).

Welke woorden van Jezus vindt u moeilijk?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons