Ik wil gaan
Dus riepen ze Rebekka en vroegen haar: ‘Wil je met deze man meegaan?’ ‘Ja,’ antwoordde ze. - Genesis 24:58
Bijbeltekst(en)
Genesis 24
Op het moment waarop Rebekka naar huis rent, naar haar moeder, weet ze nog niet dat er een huwelijk in het verschiet ligt. Ze weet alleen dat ze een man heeft ontmoet die door een duidelijk rijke meester gezonden is. Dat vertellen haar de tien kamelen en de dure sieraden die ze heeft gekregen. Haar broer Laban heeft het ook gauw in de gaten! Hij verwacht duidelijk dat er méér in zit, wie weet ook voor hemzelf …
Laban gaat ervan uit dat iemand die zo rijk is, gezegend is door God, ook al kent hij Abraham niet, laat staan dat hij weet van Gods belofte om hem te zegenen.
Uitvoerig vertelt Eliëzer het verhaal dat de lezer inmiddels al kent. Het gaat tenslotte om de toekomst van Abrahams geslacht en de vervulling van Gods beloften! Deze toekomst hangt aan een zijden draadje doordat Isaak nog ongetrouwd is en geen kinderen heeft.
De volgende morgen wil de knecht vertrekken; zijn missie is geslaagd. Aan Rebekka wordt gevraagd: ‘Wil je met deze man meegaan?’ Haar antwoord is, letterlijk vertaald: ‘Ik wil gaan.’ In het Hebreeuws keert het woord ‘gaan’ telkens terug in dit hoofdstuk. Dit ‘gaan’ is belangrijk: als de knecht niet was gegaan in opdracht van Abraham, was er geen vrouw uit diens familie gekomen. Als Rebekka had geweigerd om te gaan, was de missie alsnog mislukt. Maar net als Abraham in Genesis 12 gáát zij op weg, een onbekende toekomst tegemoet. En dat blijkt – net als in Abrahams leven – Gods weg te zijn.
Hoe kies jij of je wel of niet ‘gaat’ wanneer iemand iets aan je vraagt wat buiten je comfortzone ligt?