17En ik? Ik roep tot God,
de HEER zal mij redden.
18In de avond, in de morgen, in de middag
klaag ik en zucht ik,
en Hij hoort mijn stem.
19Hij zal mij verlossen en in veiligheid brengen,
mijn vijanden zal Hij afweren,
al zijn ze met velen tegen mij.
20God hoort mij en vernedert hen.
Hij troont van voor onze dagen. sela
Maar zij zijn onverbeterlijk,
ze hebben voor Hem geen ontzag.
21Wie zo doet, verraadt zijn vrienden
en verbreekt de broederband.
22Zijn mond is glad als boter,
maar vijandig is zijn hart,
zijn woorden, zachter dan olie,
zijn een getrokken dolk.
23Leg je last op de HEER
en Hij zal je steunen,
nooit zal Hij dulden
dat een rechtvaardige ten val komt.
24Maar hen, God, doet U neerdalen
in de kuil der ontbinding.
Die mannen van bloed en bedrog –
zij zullen hun leven niet half voltooien,
maar ik, ik vertrouw op U.