18De HEER zegt: Laten we zien wie er in zijn recht staat.
Al zijn je zonden rood als scharlaken, ze worden wit als sneeuw,
al zijn ze rood als purper, ze worden wit als wol.
19Als je weer naar Mij wilt luisteren,
zal het beste van het land je ten deel vallen.
20Als je koppig bent en niet wilt luisteren,
zul je vallen door het zwaard.
De HEER heeft gesproken.
21Ach, de trouwe stad is een hoer geworden.
Waar eens recht heerste en gerechtigheid woonde,
daar huizen nu moordenaars.
22Je zilver is vol onzuiverheden,
je wijn is versneden met water.
23Je vorsten zijn opstandig, ze heulen met dieven,
ze denken alleen aan geschenken en steekpenningen.
Ze komen niet op voor wezen,
geven aan weduwen geen gehoor.
24Daarom – zo spreekt God, de HEER van de hemelse machten,
de Machtige van Israël:
Wee hun, Ik zal me wreken op mijn tegenstanders,
mijn woede koelen op mijn vijanden.
25Ik zal me tegen je keren,
grondig als met loog zuiver Ik je zilver,
al je vuil verwijder Ik.
26Ik geef je weer rechters als vroeger,
raadgevers als voorheen.
Dan zul je deze naam dragen:
Stad van gerechtigheid, Stad van trouw.
27Sion zal verlost worden door recht,
wie er tot inkeer komt, door gerechtigheid.
28Maar opstandige zondaars worden gebroken,
wie de HEER verlaat, gaat ten onder.
29Dan zal men zich schamen voor de terebinten
die jullie zo vurig vereerden,
men zal beschaamd staan over de tuinen
waar jullie hart naar uitging.
30Jullie worden als een terebint
waarvan het blad verwelkt,
als een tuin zonder water.
31Machtigen worden als kaf
en wat ze verricht hebben als een vonk;
samen zullen ze branden
en niemand dooft het vuur.