2Ik prijs het in u dat u mij bij alles als voorbeeld neemt en u aan de voorschriften houdt die ik u gegeven heb. 3Ik moet u echter nog het volgende zeggen.
Christus is het hoofd van de man, de man het hoofd van de vrouw en God het hoofd van Christus. 4Iedere man die met bedekt hoofd bidt of profeteert, maakt zijn hoofd te schande. 5Maar een vrouw maakt haar hoofd te schande wanneer ze met onbedekt hoofd bidt of profeteert, want dat is even schandelijk als met een kaalgeschoren hoofd. 6Een vrouw die haar hoofd niet bedekt, kan zich net zo goed laten kaalknippen of kaalscheren. Maar omdat dat voor vrouwen een schande is, moet een vrouw haar hoofd bedekken.
7Een man mag zijn hoofd niet bedekken, omdat hij Gods beeld en luister is. De vrouw is echter de luister van de man. 8(De man is immers niet uit de vrouw voortgekomen, maar de vrouw uit de man; 9en de man is niet omwille van de vrouw geschapen, maar de vrouw omwille van de man.) 10Daarom, en omwille van de engelen, moet een vrouw zich wat haar hoofd betreft beheersen. 11In ieder geval staat bij wie één zijn met de Heer, de vrouw niet los van de man en de man niet los van de vrouw. 12Want zoals de vrouw uit de man is voortgekomen, zo bestaat de man door de vrouw – en alles is ontstaan uit God.
13Oordeelt u zelf: Is het gepast dat een vrouw met onbedekt hoofd tot God bidt? 14De natuur zelf leert u toch dat lang haar voor een man een schande is, 15terwijl het een vrouw tot eer strekt? Het haar van de vrouw is haar gegeven om het hoofd te bedekken.
16Iemand die denkt het toch beter te weten, dient te bedenken dat wij noch de gemeenten van God een ander gebruik kennen.