9Zeven weken moet u aftellen: zeven weken nadat de eerste sikkel in het koren is gezet 10moet u voor de HEER, uw God, het Wekenfeest vieren, zo uitbundig als uw vrijwillige gaven het toelaten, naar de mate waarin de HEER, uw God, u zegent. 11Ten overstaan van Hem moet u dan feestvieren, samen met uw zonen en dochters, uw slaven, uw slavinnen, de Levieten die bij u in de stad wonen, en de vreemdelingen, de weduwen en de wezen. Doe dat op de plaats die de HEER, uw God, zal kiezen om er zijn naam te laten wonen. 12Bedenk dat u zelf in Egypte slaaf bent geweest; houd u daarom zorgvuldig aan deze voorschriften.
13Wanneer het graan is gedorst en de druiven zijn geperst, moet u gedurende zeven dagen het Loofhuttenfeest vieren. 14Vier dan uitbundig feest, samen met uw zonen en dochters, uw slaven, uw slavinnen, en de Levieten, de vreemdelingen, de weduwen en de wezen die bij u in de stad wonen. 15Zeven dagen lang moet u voor de HEER, uw God, feestvieren op de plaats van zijn keuze. Hij zal immers al uw werk zegenen en u een rijke oogst geven, zodat u uitbundig feest kunt vieren.
16Driemaal per jaar moeten alle mannen dus voor de HEER, uw God, verschijnen op de plaats die Hij zal kiezen: voor het feest van het Ongedesemde brood, het Wekenfeest en het Loofhuttenfeest. Ze mogen daar niet met lege handen komen; 17ieder moet geven naar de mate waarin de HEER, uw God, hem heeft gezegend.