Hierop kunnen wij ons laten voorstaan: ons geweten kan getuigen dat wij hebben gehandeld met de oprechtheid en zuiverheid die God van ons verlangt, niet gedreven door de wijsheid van deze wereld maar door Gods genade. Zo zijn we overal in de wereld te werk gegaan, en vooral bij u. Wij bedoelen namelijk in onze brieven aan u niets anders dan wat u leest en eruit begrijpt. Ik hoop dat u eens ten volle zult begrijpen wat u al gedeeltelijk begrepen hebt, namelijk dat u op de dag van onze Heer Jezus trots op ons kunt zijn, zoals wij op u.
Ik had wat dit betreft alle vertrouwen in u en wilde daarom al eerder naar u toe komen om u met een extra bezoek te verblijden: via u zou ik naar Macedonië reizen en vanuit Macedonië weer naar u teruggaan, om vervolgens door u op weg te worden geholpen naar Judea. Was dit inderdaad een lichtvaardig voornemen? Komen al mijn plannen werkelijk voort uit wispelturigheid, zodat ik het ene moment ja zeg en het andere moment nee? Zo waar God trouw is, wanneer ik ja tegen u zeg bedoel ik ook ja, niet nee. De Zoon van God, Jezus Christus, die wij – ikzelf en Silvanus en Timoteüs – aan u verkondigd hebben, was immers ook niet iemand die ja zei en nee bedoelde. Hij belichaamt het ja. In Hem worden alle beloften van God ingelost; en daarom is het ook door Hem dat we amen zeggen, tot Gods eer. Het is God die u en ons Christus als fundament geeft, die ons allen heeft gezalfd, heeft gewaarmerkt als zijn eigendom en als voorschot de Geest in ons hart gegeven heeft.