Jezus leeft! – 12 april
Bijbeltekst(en)
Opstanding uit de dood
Nadat Jezus Jeruzalem is binnengekomen, volgen de gebeurtenissen elkaar snel op. Jezus geeft in de tempel uitleg over wie God is. Hij richt zich in het bijzonder op de priesters en de leiders van het volk. Hij zet de boel op scherp, want hij roept het volk op om wel naar de woorden van de wetsleraren en farizeeën te luisteren, maar niet te leven zoals zij doen: zij helpen de mensen niet, ze hebben geen verstand, ze doen niet wat belangrijk is en ze zijn schijnheilig (Matteüs 23). Jezus’ uitspraken zetten kwaad bloed bij de leiders van het volk (Matteüs 26). Hij is te ver gegaan. Ze maken daarom een plan om Jezus gevangen te nemen en doden hem uiteindelijk.
Kort nadat Jezus is gestorven, gaan twee vrouwen naar het graf van Jezus: Maria uit Magdala en de andere Maria, de moeder van Jakobus en Josef (Matteüs 27:55).
Net als ze aankomen, lezen we over allerlei gebeurtenissen: er is een aardbeving, er komt een engel uit de hemel naar beneden die de steen wegrolt en erop gaat zitten, de bewakers beven van angst en vallen als dood op de grond. Elk van deze gebeurtenissen is op zichzelf al opmerkelijk, maar bij elkaar krijgen ze voor een Joods publiek extra betekenis. Het zijn namelijk allemaal elementen die je ook in de Joodse heilige boeken tegenkomt als tekenen dat Gods koninkrijk doorbreekt. Alleen gaat het net iets anders dan verwacht: in plaats van dat de hele wereld er meteen iets van merkt, gebeurt het hier in het klein. Gewoon in een graftuin.
Vraag:
Hoe stel jij je een wereld voor waarin Gods koninkrijk volledig is doorgebroken?