Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Zoeken | 5/14

Bijbeltekst(en)

Hooglied 2

Zij

16Mijn lief is van mij,

en ik ben van hem.

Hij weidt tussen de lelies.

17Nu de dag weer ademt

en het duister vlucht –

ga nu weg, mijn lief.

Spring als een gazelle,

als het jong van een hert

over de geurige bergen.

Hooglied 3

1’s Nachts in mijn slaap zoek ik mijn lief.

Ik zoek hem, maar ik vind hem niet.

2Laat ik opstaan, rondgaan in de stad,

laat ik in de straten, op de pleinen,

zoeken naar mijn allerliefste.

Ik zoek hem, maar ik vind hem niet.

3De wachters vinden mij

op hun ronde door de stad.

‘Hebben jullie mijn lief ook gezien?’

4Nog maar nauwelijks ben ik hun voorbij

of ik vind mijn lief.

Ik grijp hem vast en laat hem niet meer los

tot ik hem gebracht heb in mijn moeders huis,

in de kamer van haar die mij baarde.

5Meisjes van Jeruzalem,

ik bezweer je bij de gazellen, bij de hinden op het veld:

wek de liefde niet, laat haar niet ontwaken

voordat zij het wil.

*

Hooglied 2:16-3:5NBV21Open in de Bijbel

Bijzonder aan het Hooglied is dat man en vrouw beiden veel aan het woord zijn. In het oude Nabije Oosten had een vrouw meestal niet zoveel inbreng: haar partner werd voor haar gekozen, en van romantische liefde was lang niet altijd sprake. Maar hier krijgt de vrouw alle ruimte om over haar partner te spreken, om hem te ontdekken, te zoeken en daar helemaal in op te gaan. Zelfs in haar dromen denkt ze aan hem! De vrouw ervaart rusteloosheid als ze haar geliefde niet kan vinden: ze zoekt naar hem totdat ze hem vindt.  

Herken je het gevoel van zoeken totdat het verlorene is teruggevonden? 

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons