Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Jezus vertelt dat hij moet sterven

Bijbeltekst(en)

Jezus spreekt over zijn dood

20Nu was er ook een aantal Grieken naar het feest gekomen om God te aanbidden. 21Zij gingen naar Filippus uit Betsaïda in Galilea, en vroegen of ze Jezus konden zien. 22Filippus ging dat tegen Andreas zeggen en samen gingen ze naar Jezus. 23Jezus zei: ‘De tijd is gekomen dat de Mensenzoon tot majesteit wordt verheven. 24Werkelijk, Ik verzeker u, als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft brengt hij veel vruchten voort. 25Wie zich aan zijn leven vastklampt, verliest het, maar wie in deze wereld zijn leven loslaat, behoudt het voor het eeuwige leven. 26Wie Mij dient moet Mij volgen: waar Ik ben zal ook mijn dienaar zijn, en wie Mij dient zal door de Vader geëerd worden.

27Nu slaat de angst Mij om het hart. Wat moet Ik zeggen? Vader, laat dit ogenblik aan Mij voorbijgaan? Maar hiervoor ben Ik juist gekomen. 28Laat nu zien hoe groot uw naam is, Vader.’ Toen klonk er een stem uit de hemel: ‘Ik heb mijn grootheid getoond en Ik zal mijn grootheid weer tonen.’ 29De mensen die daar stonden en dit hoorden, zeiden: ‘Een donderslag!’ Maar er waren er ook die zeiden dat het een engel was die tegen Hem gesproken had. 30Jezus zei: ‘Die stem heeft niet voor Mij gesproken, maar voor u. 31Nu wordt het oordeel over deze wereld geveld, nu zal de heerser van deze wereld uitgebannen worden. 32Wanneer Ik van de aarde omhooggeheven word, zal Ik iedereen naar mij toe halen.’ 33Daarmee duidde Hij aan welke dood Hij zou sterven. 34De mensen zeiden: ‘Maar wij hebben uit de wet begrepen dat de messias eeuwig blijft leven. Waarom zegt U dan dat de Mensenzoon omhooggeheven moet worden? Wie is die Mensenzoon?’ 35‘Nog een korte tijd is het licht bij u,’ antwoordde Jezus. ‘Ga uw weg zolang het licht is en laat de duisternis u niet overvallen; wie in het donker loopt weet niet waar hij heen gaat. 36Geloof in het licht zolang u het licht bij u hebt, dan bent u kinderen van het licht.’ Na deze woorden ging Jezus weg en Hij hield zich voor hen schuil.

Johannes 12:20-36NBV21Open in de Bijbel

105Uw woord is een lamp voor mijn voet,

een licht op mijn pad.

Psalmen 119:105NBV21Open in de Bijbel

Heb je weleens in het donker door het bos gelopen? Je bent dan blij als je een zaklamp bij je hebt. Jezus denkt misschien aan Psalm 119:105 als hij de mensen advies geeft. De dichter van die psalm schrijft dat Gods woord als een lamp in het donker is.

Wat bedoelt Jezus wanneer hij zichzelf het ware licht noemt, denk je?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.8
Volg ons