Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Ingrijpen

Bijbeltekst(en)

Haggai 2

10Op de vierentwintigste dag van de negende maand, in het tweede regeringsjaar van Darius, richtte de HEER zich tot de profeet Haggai: 11‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Vraag de priesters een uitspraak te doen over het volgende. 12Als iemand offervlees bij zich draagt in een plooi van zijn mantel, en deze plooi komt in aanraking met brood of met gekookt voedsel, met wijn, olie of met wat voor voedsel ook, wordt dat voedsel daardoor dan heilig?’ ‘Nee,’ antwoordden de priesters op deze vraag. 13Vervolgens vroeg Haggai: ‘Als iemand die onrein is doordat hij met een lijk in aanraking is geweest, zulk voedsel aanraakt, wordt het daardoor dan onrein?’ ‘Ja,’ antwoordden de priesters, ‘het wordt daardoor onrein.’ 14Daarop zei Haggai: ‘Zo is het ook met deze mensen – spreekt de HEER –, zo is het in mijn ogen gesteld met heel dit volk, en zo is het ook met de vruchten van hun arbeid; alles wat zij offeren is onrein.

15-16Maar let op wat er vanaf vandaag gebeuren gaat. Hoe was het met jullie gesteld voordat er aan de herbouw van de tempel van de HEER begonnen werd? Jullie dachten twintig maten graan te scheppen, maar de graanhoop bleek slechts tien maten groot te zijn; jullie dachten vijftig maten wijn uit de pers te halen, maar de perskuip bleek slechts twintig maten te bevatten. 17De vruchten van jullie arbeid heb Ik getroffen met korenbrand, meeldauw en hagel, en toch zijn jullie niet naar Mij teruggekeerd – spreekt de HEER. 18Maar let op wat er gebeuren gaat, vanaf vandaag, vanaf deze vierentwintigste dag van de negende maand, vanaf de dag dat de tempel van de HEER gegrondvest is, let op! 19Nu ligt het zaad nog in de schuur, en de wijnstok en de vijgenboom, de granaatappel en de olijf hebben nog geen vrucht gedragen, maar vanaf vandaag zal Ik mijn zegen geven.’

20Op die vierentwintigste dag van de maand richtte de HEER zich nogmaals tot Haggai: 21‘Zeg tegen Zerubbabel, de gouverneur van Juda: “Ik zal de hemel en de aarde doen beven, 22Ik zal tronen omverstoten en de macht van koninkrijken breken, Ik zal de strijdwagens met hun berijders omverwerpen; de paarden zullen neerstorten en de ruiters zullen elkaar ombrengen. 23Op die dag – spreekt de HEER van de hemelse machten – zal Ik jou, Zerubbabel, zoon van Sealtiël en mijn dienaar, dragen als mijn zegelring, want jou heb Ik uitverkozen – zo spreekt de HEER van de hemelse machten.”’

Haggai 2:10-23NBV21Open in de Bijbel

De mensen hadden tot nu toe geen haast om de tempel te bouwen; daarom ging het slecht met hen. Met de vragen die Haggai aan de priesters stelt, wil hij laten zien waar het misging. Maar nu grijpt God zelf in. Nu de herbouw van de tempel is begonnen, krijgt God weer een plek te midden van de mensen en belooft Hij dat het weer goed zal gaan. Er zal weer genoeg voedsel van het land komen. Er zal zelfs weer een nakomeling van David regeren over Juda: Zerubbabel. Zo zullen alle volken zien dat God Heer is over hemel en aarde.

Heb jij weleens gemerkt dat God ingreep in een moeilijke situatie?

Dit was de laatste aflevering van het leesplan over Haggai. Wij zouden het erg waarderen als je ons laat weten wat je er van vond. Wil je verder lezen? Misschien is dit wat voor je:

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons