Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in. 

Bijbeltekst(en)

19Daarna keerde de koning terug naar zijn paleis en bracht de nacht door zonder iets te eten; hij kon de slaap niet vatten, maar liet niets ter afleiding brengen. 20Vroeg in de ochtend, toen het licht begon te worden, stond de koning op en haastte zich naar de leeuwenkuil. 21Zodra hij in de buurt van de kuil kwam, riep hij Daniël met bedroefde stem toe: ‘Daniël, dienaar van de levende God, heeft uw God, die u zo vasthoudend dient, u van de leeuwen kunnen redden?’ 22En Daniël zei tegen de koning: ‘Majesteit, leef in eeuwigheid! 23Mijn God heeft zijn engel gezonden en de leeuwenmuilen gesloten. Ze hebben mij geen kwaad gedaan, omdat Hij mij onschuldig acht; maar ook u, majesteit, heb ik niets misdaan.’ 24De koning was bijzonder verheugd en hij beval Daniël uit de kuil te halen. Daniël werd uit de kuil getrokken, en hij bleek ongedeerd te zijn, want hij had op zijn God vertrouwd. 25Toen gaf de koning bevel de mannen te brengen die Daniël hadden beschuldigd, en hij liet hen samen met hun kinderen en hun vrouwen in de leeuwenkuil werpen. Ze hadden de bodem van de kuil nog niet geraakt of de leeuwen stortten zich op hen en vermorzelden al hun botten.

26Daarop schreef koning Darius aan alle volken en naties, welke taal zij ook spraken en waar ter wereld zij ook woonden: ‘Moge uw voorspoed groot zijn! 27Hierbij beveel ik iedereen in het machtsgebied van mijn koninkrijk diep ontzag te tonen voor de God van Daniël. Want Hij is de levende God, die bestaat in eeuwigheid. Zijn koningschap gaat nooit te gronde en zijn heerschappij is zonder einde. 28Hij redt en bevrijdt, geeft tekenen en doet wonderen in de hemel en op aarde; Hij heeft Daniël uit de klauwen van de leeuwen gered.’

29Zo ging het Daniël voorspoedig onder het koningschap van Darius en onder het koningschap van Cyrus de Pers.

Daniël 6:19-29NBV21Open in de Bijbel

Daniël overleeft de leeuwenkuil. En koning Darius ontdekt wie de ware God is. ‘Babylonië’ betekent zoiets als ‘poort naar het goddelijke’, denk maar aan de toren van Babel (Genesis 11). In Openbaring 17 lees je over het oordeel over Babylon. Het rijk dat probeert het goddelijke te bereiken, moet telkens opnieuw erkennen dat de God van Daniël de ware God is. Die God geeft dromen, rekent af met jaloezie, en brengt redding. Dit is het refrein in het boek Daniël: de weggevoerde joden wijzen de machtigen van Babylonië op de ware God.

Hoe laat jij iets van God zien aan de mensen om je heen?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.14
Volg ons