13Dit alles schrijf ik u omdat u moet weten dat u eeuwig leven hebt, u die gelooft in de naam van de Zoon van God.14Wij kunnen ons vol vertrouwen tot God wenden, in de zekerheid dat Hij naar ons luistert als we Hem iets vragen dat in overeenstemming is met zijn wil. 15En omdat we weten dat Hij naar ons luistert, wat we Hem ook vragen, weten we ook dat we alles al hebben gekregen wat we Hem gevraagd hebben. 16Als iemand zijn broeder of zuster een zonde ziet begaan die niet tot de dood leidt, moet hij voor hem of haar bidden en zo de zondaar het leven geven. Dit geldt wanneer er sprake is van een zonde die niet tot de dood leidt. Er bestaat ook zonde die wel tot de dood leidt. In dat geval geldt mijn aansporing om te bidden niet. 17Alle onrecht is zonde, maar niet elke zonde leidt tot de dood.
18We weten dat iemand die uit God geboren is niet zondigt. Want wie uit God geboren is kan zichzelf beschermen, zodat het kwaad geen vat op hem heeft. 19We weten dat wij uit God voortkomen, terwijl de hele wereld in de macht is van hem die het kwaad zelf is. 20We weten ook dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht heeft gegeven om de ware God te kennen. En wij zijn in Hem, omdat we in zijn Zoon Jezus Christus zijn. Hij is de ware God, Hij is het eeuwige leven. 21Kinderen, wees op uw hoede voor de afgoden.