Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

6 november - Lucas 19:11-28

Bijbeltekst(en)

Lucas 19

De gelijkenis van de koning en zijn dienaren

11Aan de mensen die stonden te luisteren, vertelde Hij nog een gelijkenis, aangezien Hij nu dicht bij Jeruzalem was en zij dachten dat het koninkrijk van God nu spoedig zou aanbreken. 12Hij zei: ‘Een man van voorname afkomst ging op reis naar een ver land om het koningschap in ontvangst te nemen en dan terug te keren. 13Hij riep tien van zijn dienaren bij zich, gaf elk van hen één mine zilver en zei tegen hen: “Ga daarmee handeldrijven terwijl ik weg ben.” 14Maar zijn landgenoten haatten hem en stuurden afgevaardigden achter hem aan met de boodschap: “We willen niet dat die man koning over ons wordt!” 15Bij zijn terugkeer, toen hij het koningschap had ontvangen, liet hij de dienaren aan wie hij het geld had gegeven bij zich roepen om te vernemen wat ze met handeldrijven hadden verdiend. 16De eerste kwam en zei: “Heer, uw mine zilver heeft tien mine opgeleverd.” 17Zijn meester zei: “Voortreffelijk, je bent een goede dienaar. Omdat je betrouwbaar bent geweest in iets zeer gerings verleen ik je het bestuur over tien steden.” 18De tweede kwam zeggen: “Uw mine, heer, heeft vijf mine opgebracht.” 19Tegen hem zei hij: “Jij krijgt het bestuur over vijf steden.” 20Toen kwam de derde dienaar, die zei: “Heer, hier is uw mine, die ik in een doek voor u heb bewaard. 21Ik was bang voor u, omdat u een streng man bent die terugvordert wat hij niet heeft gestort en oogst wat hij niet heeft gezaaid.” 22Zijn meester zei tegen hem: “Je bent een slechte dienaar, met je eigen woorden zal ik je veroordelen! Je wist dat ik een streng man ben en terugvorder wat ik niet heb gestort en oogst wat ik niet heb gezaaid? 23Waarom heb je mijn geld dan niet bij de bank in bewaring gegeven? Dan had ik het bij mijn terugkeer met rente kunnen opeisen.” 24En tegen degenen die erbij stonden zei hij: “Neem hem zijn mine af en geef die aan de knecht die er tien verworven heeft.” 25Ze zeiden tegen hem: “Heer, hij heeft er al tien!” 26“Ik zeg jullie: wie heeft zal nog meer krijgen; maar wie niets heeft, hem zal zelfs het laatste worden ontnomen. 27En die vijanden van mij die niet wilden dat ik koning over hen werd, breng hen hier en dood ze voor mijn ogen.”’

28Na deze woorden trok Jezus verder, op weg naar Jeruzalem.

Lucas 19:11-28NBV21Open in de Bijbel

Jezus is op weg naar Jeruzalem en de verwachtingen zijn hooggespannen: de mensen denken dat het koninkrijk van God zal aanbreken. Daarom vertelt Jezus een verhaal over een belangrijke man die koning zal worden. De dienaren krijgen geld om handel te drijven. Twee gebruiken het geld en maken winst. Een derde stopt het in een oude sok. Het verhaal lijkt op de gelijkenis van de talenten in Matteüs 25:14-30. De leerlingen van Jezus hopen op het koninkrijk van God. Maar Jezus maakt duidelijk dat het niet alleen de taak van de koning is om dat koninkrijk te bouwen; ook de dienaren krijgen de opdracht daaraan mee te werken.
Wat heeft God je gegeven om voor te zorgen? En wat doe je ermee?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.27.6
Volg ons