Troost voor Jeruzalem
1Troost, troost mijn volk, zegt jullie God.
2Spreek Jeruzalem moed in, maak haar bekend
dat haar slavendienst voorbij is, dat haar schuld is voldaan,
omdat zij een dubbele straf voor haar zonden
uit de hand van de HEER heeft ontvangen.
3Hoor, een stem roept:
‘Baan voor de HEER een weg door de woestijn,
effen in de wildernis een pad voor onze God.
4Laat elke vallei verhoogd worden
en elke berg en heuvel verlaagd,
laat ruig land vlak worden
en rotsige hellingen rustige dalen.
5De luister van de HEER zal zich openbaren
voor het oog van al wat leeft.
De HEER heeft gesproken!’
6Hoor, een stem zegt: ‘Roep!’
En een stem antwoordt: ‘Wat zou ik roepen?
De mens is als gras, teer als een bloem in het veld.
7Het gras verdort en de bloem verwelkt
wanneer de adem van de HEER erover blaast.
Ja, als gras is dit volk.’
8Het gras verdort en de bloem verwelkt,
maar het woord van onze God houdt eeuwig stand.
9Beklim een hoge berg, vreugdebode Sion,
verhef je stem met kracht, vreugdebode Jeruzalem,
verhef je stem, vrees niet.
Zeg tegen de steden van Juda: ‘Ziehier jullie God!’
10Ziehier God, de HEER!
Hij komt met kracht, zijn arm zal heersen.
Zijn loon heeft Hij bij zich, zijn beloning gaat voor Hem uit.
11Als een herder weidt Hij zijn kudde:
zijn arm brengt de lammeren bijeen,
Hij vlijt ze tegen zijn borst, en zorgzaam leidt Hij de ooien.