Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

28 augustus - Deuteronomium 9:15-29

Bijbeltekst(en)

Deuteronomium 9

15Toen ging ik terug; ik daalde de berg af, die in vuur en vlam stond, en de twee platen van het verbond droeg ik met beide handen. 16En toen zag ik hoe u tegen de HEER, uw God, had gezondigd: u had een beeld gemaakt in de vorm van een stierkalf. Zo snel was u al afgeweken van de weg die de HEER u gewezen had. 17Ik heb toen in uw bijzijn de twee platen die ik in mijn handen had, stukgesmeten. 18Ik wierp me ter aarde voor de HEER, net als de eerste keer, en bleef veertig dagen en nachten zo liggen, zonder iets te eten of te drinken. Dat was omdat u zo zwaar gezondigd had: u had gedaan wat slecht is in de ogen van de HEER en Hem daarmee getergd. 19Ik vreesde de toorn van de HEER, want Hij was zo kwaad op u dat Hij u wilde uitroeien. Maar ook ditmaal gaf Hij mij gehoor. 20Ik heb toen in het bijzonder voor Aäron gebeden, want ook hem wilde de HEER doden, zo groot was zijn woede. 21Het bewijs van uw wangedrag, het stierenbeeld dat u gemaakt had, heb ik verbrand en verbrijzeld, versplinterd en verpulverd; het stof dat overbleef heb ik in de bergstroom gegooid. 22Ook later, in Tabera, in Massa, in Kibrot-Hattaäwa, zou u steeds opnieuw de woede van de HEER wekken. 23En ook toen de HEER u vanuit Kades-Barnea op weg stuurde met de woorden: ‘Trek op, neem het land dat Ik je geef in bezit,’ verzette u zich nog tegen zijn bevel, in plaats van Hem te vertrouwen en te gehoorzamen. 24Vanaf het moment dat ik met u te maken kreeg, hebt u zich tegen de HEER verzet.

25Ik had me dus voor de HEER ter aarde geworpen, en bleef veertig dagen en nachten op de grond liggen, omdat Hij tot uw ondergang besloten had. 26En ik bad tot de HEER: ‘Ach HEER, mijn God, spaar toch het volk dat U toebehoort en dat U zelf in uw grootheid hebt gered en met sterke hand uit Egypte hebt weggeleid. 27Denk terug aan uw dienaren Abraham, Isaak en Jakob. Blijf niet stilstaan bij het halsstarrige, slechte en zondige gedrag van dit volk. 28Laat de mensen in het land waaruit U dit volk hebt weggeleid, niet kunnen zeggen: “De HEER was zeker niet in staat om ze naar het land te brengen dat Hij hun beloofd had. Hij moet hen wel gehaat hebben, dat Hij ze hier heeft weggehaald om ze in de woestijn te laten omkomen!” 29Ach HEER, het is toch het volk dat U toebehoort en dat U door uw grote macht met opgeheven arm hebt bevrijd?’

Deuteronomium 9:15-29NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons