23Ik zal uw naam bekendmaken,
U loven in de kring van mijn volk.
24Loof Hem, jullie die de HEER vrezen,
breng Hem eer, kinderen van Jakob,
wees beducht voor Hem, volk van Israël.
25Hij veracht de zwakke niet,
verafschuwt niet wie wordt vernederd,
Hij wendt zijn blik niet van hem af,
maar hoort zijn hulpgeroep.
26Daarom klinkt mijn lofzang in de kring van het volk,
mijn geloften los ik in bij wie Hem vrezen.
27De vernederden zullen eten en worden verzadigd.
Zij die Hem zoeken, brengen lof aan de HEER.
Voor altijd mogen jullie leven!
28Overal, tot aan de einden der aarde,
zal men de HEER gedenken en zich tot Hem wenden.
Voor U zullen zich buigen
alle stammen en volken.
29Want het koningschap is aan de HEER,
Hij heerst over de volken.
30Wie op aarde in overvloed leven,
zullen aanzitten en zich voor Hem buigen.
Alle stervelingen zullen voor Hem knielen,
allen die neerdalen in het graf.
31Een nieuw geslacht zal Hem dienen
en aan de kinderen vertellen van de Heer;
32aan het volk dat nog geboren moet worden
zal het verhalen van zijn gerechtigheid,
om wat Hij heeft gedaan.