13Denk erom dat u geen brandoffers brengt op een willekeurige plaats. 14Alleen op de plaats die de HEER in een van uw stamgebieden kiest mag u offers brengen en aan uw andere verplichtingen voldoen. 15Maar verder mag u, naar de mate waarin de HEER, uw God, u zal zegenen, dieren slachten en vlees eten wanneer u maar wilt, overal waar u woont. Iedereen mag dat, rein of onrein, zoals dat ook geldt voor het eten van gazellen of herten. 16Onthoud u alleen wel van het bloed; laat dat als water op de grond weglopen. 17Het is niet toegestaan om in uw eigen woonplaats een feestmaal aan te richten van de tienden van uw graan, wijn en olie, of van uw eerstgeboren runderen, schapen en geiten, van uw gelofteoffers, uw vrijwillige gaven en de andere heffingen. 18Want dat mag alleen gebeuren ten overstaan van de HEER, uw God, op de plaats die Hij uitkiest. Dat geldt voor ieder van u, voor uw zonen en dochters, uw slaven, uw slavinnen, en voor de Levieten die bij u in de stad wonen. Ten overstaan van de HEER, uw God, zult u genieten van de vrucht van uw arbeid. 19Maar let erop dat u, zolang u in dat land woont, de Levieten niet vergeet.
20-21Wanneer de HEER, uw God, u de beschikking heeft gegeven over het hele gebied dat Hij u beloofd heeft, ligt de plaats die Hij zal kiezen om er zijn naam te laten wonen misschien te ver weg. Toch kunt u dan, wanneer u dat wilt, gewoon vlees eten. U mag runderen, schapen of geiten die u van de HEER hebt gekregen, slachten zoals ik u heb voorgeschreven, en het vlees eten wanneer u wilt, overal waar u woont. 22Net zoals u gazellen of herten mag eten, mag dat ook met zulk vlees, en dat geldt voor iedereen, rein of onrein. 23Maar wees er wel op bedacht dat u zich van het bloed onthoudt, want bloed is leven; vlees met leven erin mag u niet eten. 24Nogmaals, onthoud u van bloed, laat het als water op de grond weglopen. 25Als u dit ter harte neemt, zal het u en uw nageslacht goed gaan, want dan doet u wat goed is in de ogen van de HEER. 26Maar alle gaven die de HEER toekomen en alles wat u Hem hebt toegezegd, moet u meenemen naar de plaats die Hij zal uitkiezen. 27Van de brandoffers moet u zowel het vlees als het bloed offeren op het altaar van de HEER, uw God. Bij uw vredeoffers moet alleen het bloed tegen het altaar worden gegoten, en mag het vlees gegeten worden. 28Ga zorgvuldig te werk in alles wat ik u vandaag heb voorgehouden. Dan zal het u en uw nageslacht tot in lengte van dagen goed gaan, omdat u dan doet wat goed is in de ogen van de HEER, uw God.