14Wanneer jullie de “verwoestende gruwel” zien staan waar hij niet hoort (lezer, begrijp dit goed), dan moet iedereen in Judea de bergen in vluchten; 15wie op het dak van zijn huis is moet niet beneden nog iets gaan halen, 16en wie op het land is moet niet naar huis gaan om zijn mantel te halen. 17Wat zal het rampzalig zijn voor de vrouwen die in die tijd zwanger zijn of een kind aan de borst hebben! 18Bid dat het niet in de winter gebeurt, 19want het zal een tijd van grote verdrukking zijn zoals er sinds het begin van Gods schepping nooit geweest is en ook nooit meer zal komen. 20En als de Heer die tijd niet had verkort, zou geen enkel mens worden gered; maar omwille van de uitverkorenen, die Hij tot de zijnen heeft gemaakt, heeft Hij die tijd verkort. 21Als iemand dan tegen jullie zegt: “Kijk, hier is de messias,” of: “Daar is hij,” geloof het dan niet, 22want er zullen valse messiassen en valse profeten komen, die tekenen en wonderen zullen verrichten om zo mogelijk Gods uitverkorenen te misleiden. 23Jullie moeten oppassen, Ik heb het jullie allemaal van tevoren gezegd.
24Maar in de dagen na de verdrukking zal de zon verduisterd worden en de maan geen licht meer geven, 25de sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse machten zullen wankelen. 26Dan zal men de Mensenzoon zien komen op de wolken, bekleed met grote macht en luister. 27Dan zal Hij de engelen eropuit sturen om zijn uitverkorenen uit de vier windstreken bijeen te brengen, van het uiteinde van de aarde tot het uiteinde van de hemel.