57Toen de dag van haar bevalling was aangebroken, bracht Elisabet een zoon ter wereld. 58Haar buren en verwanten hoorden hoe barmhartig de Heer voor haar was geweest, en ze verheugden zich samen met haar. 59Op de achtste dag kwamen ze het kind besnijden, en ze wilden het Zacharias noemen, naar zijn vader. 60Maar zijn moeder zei: ‘Nee, Johannes zal hij heten!’ 61Ze zeiden tegen haar: ‘Er is niemand in je familie die zo heet.’ 62Ze beduidden zijn vader te laten weten hoe hij het kind wilde noemen. 63Hij vroeg om een schrijftablet en schreef erop: ‘Johannes is zijn naam.’ Iedereen was verbaasd. 64En meteen werd zijn tong losgemaakt en zijn mond geopend, en hij begon te spreken en God te loven. 65Alle omwonenden waren diep onder de indruk, en in heel het bergland van Judea werden deze gebeurtenissen besproken. 66Ieder die het hoorde bleef erover nadenken en vroeg zich af: Hoe zal het verdergaan met dit kind? Want de hand van de Heer steunde hem.