Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

22 november - Psalm 69:20-37

Bijbeltekst(en)

Psalmen 69

20U kent mijn smaad, mijn schande, mijn schaamte,

al mijn belagers staan voor U.

21Smaad heeft mijn hart gebroken, ik ben radeloos,

ik hoopte op mededogen – vergeefs;

op troost – die ik niet vond.

22Nee, ze mengden gif door mijn eten

en lesten mijn dorst met azijn.

23Laat hun tafel hun valstrik worden

en een valkuil voor hun vrienden.

24Laat het licht uit hun ogen verdwijnen,

beroof hun lendenen van alle kracht.

25Stort over hen uw toorn uit,

laat hen aan uw woede niet ontkomen.

26Maak hun woonplaats tot een woestenij,

verdrijf uit hun tenten de laatste bewoner.

27Want zij vervolgen wie U hebt geslagen,

en wegen het leed van wie door U is verwond.

28Voeg dit alles toe aan hun schuld,

sluit hen uit van uw genade,

29schrap hun namen uit het boek van het leven,

laat ze niet geschreven staan bij de rechtvaardigen.

30Ik ben verzwakt, ik ben verwond,

maar uw hulp, o God, zal mij beschermen.

31De naam van God wil ik loven met een lied,

zijn grootheid met een lofzang prijzen.

32Dat behaagt de HEER meer dan offerdieren,

dan stieren met hun hoorns en hoeven.

33De nederigen zien het en verheugen zich,

wie God zoeken, hun hart zal opleven.

34Want de HEER hoort de armen,

zijn gevangen volk verwerpt Hij niet.

35Hemel en aarde moeten Hem loven,

de zeeën, met alles wat daarin leeft.

36Want God zal Sion redden

en de steden van Juda herbouwen.

Zijn volk zal daar wonen en het land bezitten.

37De kinderen van wie Hem dienen, erven het,

en wie zijn naam liefheeft, mag er verblijven.

Psalmen 69:20-37NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons