Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

20 januari - 1 Samuel 3:11–4:1a

Bijbeltekst(en)

11Toen zei de HEER tegen Samuel: ‘Let op! Ik ga in Israël iets doen waarvan ieder zo zal ophoren dat zijn beide oren tuiten! 12Als die dag aanbreekt zal Ik alles, maar dan ook alles ten uitvoer brengen wat Ik Eli en zijn familie heb voorzegd. 13Ik heb hem aangekondigd dat Ik onherroepelijk het vonnis over zijn familie zou voltrekken vanwege zijn wandaad: hoewel hij wist dat zijn zonen God lasterden, heeft hij hen niet terechtgewezen. 14Daarom heb Ik Eli’s familie gezworen dat geen graan- of vredeoffer ooit hun schuld zal kunnen inlossen.’

15Samuel bleef tot de ochtend liggen en opende toen de deuren van het heiligdom van de HEER. Hij zag ertegen op om Eli te vertellen wat hij in het visioen had gehoord. 16Maar Eli riep hem bij zich: ‘Samuel, mijn jongen, kom eens hier!’ ‘Hier ben ik,’ antwoordde Samuel, 17en Eli vroeg: ‘Wat heeft Hij tegen je gezegd? Probeer het niet voor me te verbergen. God mag met je doen wat Hij wil, als je ook maar iets achterhoudt van wat Hij tegen je heeft gezegd!’ 18Zonder iets achter te houden vertelde Samuel hem alles wat God had gezegd, en Eli zei: ‘Hij is de HEER. Laat Hij doen wat Hij het beste vindt.’

19Samuel groeide op. De HEER stond hem bij en liet al zijn woorden in vervulling gaan. 20Daardoor kwam iedereen in Israël, van Dan tot Berseba, tot de erkenning dat Samuel door de HEER als profeet was aangewezen. 21In de jaren daarna bleef de HEER in Silo verschijnen. Hij maakte zich daar aan Samuel bekend door het woord tot hem te richten.

1En heel Israël luisterde naar Samuels woorden.
De ondergang van Eli en zijn nakomelingen

Enige tijd later trokken de Israëlieten ten strijde tegen de Filistijnen. Ze sloegen hun kamp op bij Eben-Haëzer; de Filistijnen lagen in Afek.

1 Samuel 3:11-4:1NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.14
Volg ons