12Ik nam nog eens in ogenschouw wat wijs is, en wat dwaas en onverstandig is. Wat doet een koning met alles wat zijn voorgangers tot stand hebben gebracht? 13Zeker, ik zag wel in dat wijsheid nuttiger is dan dwaasheid, zoals het licht nuttiger is dan de duisternis. 14Een wijze ziet tenminste wat hij doet, terwijl een dwaas in het duister tast. Maar ik weet ook dit: beiden treft hetzelfde lot. 15Wat de dwaas treft, treft ook mij, zei ik tegen mezelf, dus waarvoor ben ik eigenlijk zo uitermate wijs geweest? Ook dat is enkel leegte. 16Want zowel de wijze als de dwaas zal snel worden vergeten, beiden worden ze voorgoed vergeten. Hoe bitter dat de wijze sterft, niet anders dan de dwaas.
17Ik kreeg een afkeer van het leven. Elke bezigheid onder de zon ging me tegenstaan, want het is niet meer dan lucht en najagen van wind. 18Van alles waarvoor ik me had afgebeuld onder de zon kreeg ik een afkeer. Ik zou het moeten achterlaten voor mijn opvolger, 19en wie zou kunnen zeggen of hij wijs of dwaas zou zijn? Toch zou hij de macht verwerven over alles wat ik met mijn wijsheid had bereikt. Ook dat is enkel leegte. 20Vertwijfeling beving me over alles wat ik had verworven en waarvoor ik had gezwoegd onder de zon. 21Ook al is een mens bij alles wat hij heeft bereikt bekwaam te werk gegaan, met wijsheid en kennis van zaken, hij moet het nalaten aan iemand die er niets voor heeft gedaan. Ook dat is niets dan leegte en een uiterst kwade zaak. 22Welk voordeel heeft de mens van alles wat hij moeizaam heeft verworven? Hij jaagt het na en zwoegt ervoor onder de zon, 23maar alle dagen van zijn leven brengen hem verdriet, alles wat hij onderneemt brengt hem niets dan smart. Zelfs ’s nachts vindt hij geen rust. Ook dat is leegte. 24Het is daarom nog maar het beste voor een mens dat hij zich aan eten en drinken tegoed doet en volop geniet van alles wat hij moeizaam heeft verworven. En ook dat, zo heb ik ingezien, is in de hand van God. 25Want wie kan zich tegoed doen en genieten zonder dat Hij ermee instemt? 26Aan een mens die Hem behaagt geeft Hij wijsheid, kennis en vreugde, maar een zondaar legt Hij een kwellende bezigheid op: een zondaar moet bezit vergaren voor een mens die God behaagt. Ook dat is enkel lucht en najagen van wind.