9Een onhandelbaar volk is het, kinderen vol bedrog,
die niet willen luisteren naar het onderricht van de HEER.
10Tegen de zieners zeggen zij: ‘Voor ons geen visioenen!’
en tegen de schouwers: ‘Schouw niet naar waarheid.
Paai ons met vleierij en valse profetieën.
11Verlaat de juiste weg, wijk af van het rechte spoor.
Val ons niet lastig met de Heilige van Israël.’
12Daarom – dit zegt de Heilige van Israël:
Omdat jullie die woorden hebben verworpen
en vertrouwden op geweld en bedrog,
13zal dit kwaad in jullie doorwerken
als een steeds bredere bres in een hoge muur,
die dan opeens, in een oogwenk, instort
14en breekt als de kruik van een pottenbakker
die zo meedogenloos wordt verbrijzeld
dat er geen scherf meer over is
waarmee vuur uit de haard gehaald
of water uit een vat geschept kan worden.
15Dit zei God, de HEER,
de Heilige van Israël:
‘In rust en inkeer ligt jullie redding,
in geduld en vertrouwen ligt jullie kracht.’
Maar jullie wilden niet.
16Jullie zeiden: ‘Nee!
Te paard vluchten we weg!’ –
Vluchten zúl je!
‘Wij gaan er razendsnel vandoor!’ –
Razendsnel word je ingehaald.
17Duizend zullen er vluchten voor het dreigen van één,
voor het dreigen van vijf vluchten jullie allen.
Al wat er van jullie rest
is als een paal op een bergtop,
als een vaandel op een heuvel.
18En toch wacht de HEER op het ogenblik
dat Hij jullie genadig kan zijn;
toch zal Hij zich oprichten
om zich over jullie te ontfermen.
Want de HEER is een God van recht.
Gelukkig de mens die op Hem wacht.