12Kinderen, ik schrijf u dat uw zonden u vergeven zijn omwille van zijn naam. 13Ik schrijf u, ouderen: u kent Hem die er is vanaf het begin. Ik schrijf u, jongeren: u hebt hem die het kwaad zelf is overwonnen. 14Kinderen, ik schrijf u dus dat u de Vader kent. Ouderen, u schrijf ik: u kent Hem die er is vanaf het begin. Jongeren, u schrijf ik: u bent sterk, het woord van God blijft in u, en u hebt hem die het kwaad zelf is overwonnen.
15Heb de wereld en wat in de wereld is niet lief. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem, 16want alles wat in de wereld is – begeerte, inhaligheid, pronkzucht –, dat alles komt niet uit de Vader voort maar uit de wereld. 17De wereld met haar begeerte gaat voorbij, maar wie Gods wil doet blijft tot in eeuwigheid.