25Nu sta ik echter op het punt naar Jeruzalem te gaan om de heiligen daar bijstand te verlenen, 26want Macedonië en Achaje hebben voor de armen onder hen een collecte gehouden. 27Ze hebben daartoe vrijwillig besloten, maar ze staan dan ook bij hen in de schuld. Want omdat zij, afkomstig uit andere volken, deel hebben gekregen aan de geestelijke rijkdommen van de heiligen in Jeruzalem, zijn zij op hun beurt verplicht hen in materiële zaken bij te staan. 28Nadat ik mij van deze taak gekweten heb, en de opbrengst van de collecte officieel aan hen heb overhandigd, zal ik u op doorreis naar Spanje bezoeken. 29En ik weet dat wanneer ik kom, ik met de volle zegen van Christus kom.
30Broeders en zusters, in de naam van onze Heer Jezus Christus en met een beroep op de liefde van de Geest, vraag ik u dringend om samen met mij vurig tot God te bidden. Bid voor mij 31dat ik behoed word voor de ongelovigen in Judea en dat mijn hulp door de heiligen in Jeruzalem zal worden gewaardeerd. 32Dan kan ik, indien God het wil, vol vreugde naar u toe komen om in uw gezelschap nieuwe kracht op te doen. 33De God van de vrede zij met u allen. Amen.