Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 320 / Ezech. 40-42

Bijbeltekst(en)

Ezechiël 40

De nieuwe tempel

1Op de tiende dag van de maand, aan het begin van het vijfentwintigste jaar van onze ballingschap, het veertiende jaar na de val van de stad, op precies die dag werd ik door de hand van de HEER gegrepen en weggevoerd. 2In een goddelijk visioen bracht Hij mij naar het land van Israël en zette Hij me neer op een heel hoge berg. Aan de zuidkant was iets gebouwd dat op een stad leek. 3Hij bracht me erheen. In de poort stond een man die eruitzag alsof hij van brons was. Deze man had een linnen koord en een meetstok in zijn hand. 4Hij zei tegen mij: ‘Mensenkind, kijk nauwkeurig toe, luister aandachtig en let goed op bij alles wat ik je zal laten zien. Want je bent hierheen gebracht om dit te zien te krijgen. Alles wat je ziet moet je aan de Israëlieten vertellen.’ 5Er was daar een buitenmuur, die helemaal om de tempel heen liep. De meetstok die de man bij zich had was 6 el lang, met per el een handbreedte extra. Hij mat de muur op: die was 1 stok breed en 1 stok hoog.

De oostpoort

6De man ging naar de oostpoort, liep de trappen op en mat de drempel van de poort: 1 stok breed. Ook de andere drempel was 1 stok breed. 7Alle wachtvertrekken waren 1 stok diep en 1 stok breed en ze bevonden zich 5 el van elkaar. Ook de drempel naar de voorhal aan de tempelkant was 1 stok breed. 8Hij mat de voorhal van de poort aan de tempelkant: 1 stok. 9Hij mat de voorhal van de poort: 8 el, en de muurpijlers ervan waren 2 el; de voorhal van de poort lag aan de tempelkant. 10In deze oostpoort bevonden zich aan weerskanten drie wachtvertrekken, alle van gelijke grootte. Ook de muurpijlers aan weerskanten waren even groot. 11Hij mat de breedte van de opening van de poort: 10 el; de poort was in totaal 13 el breed. 12Voor elk wachtvertrek bevond zich een afscheiding van 1 el, en ook aan de andere kant waren er afscheidingen van 1 el. De wachtvertrekken aan weerskanten maten 6 el. 13Toen mat hij de poort, vanaf de dakhoek van een wachtvertrek tot aan de dakhoek van het tegenoverliggende wachtvertrek: 25 el breed. De toegangen tot de wachtvertrekken lagen tegenover elkaar. 14Hij mat de hoogte van de muurpijlers: 60 el. De voorhof sloot aan op de muurpijlers van de poort. 15De afstand van de buitenste toegang tot de voorhal aan de binnenkant van de poort bedroeg 50 el. 16In de wachtvertrekken en op hun muurpijlers, binnen in de poort, waren overal tralievensters aangebracht. Ditzelfde gold ook voor de voorhallen: vensters rondom aan de binnenkant. En alle muurpijlers waren voorzien van palmetten.

De buitenhof

17Toen bracht de man me naar de buitenhof. Daaromheen liep een strook plaveisel, waaraan dertig zijhallen lagen. 18Dit was de lage geplaveide omloop. Hij lag naast de poortgebouwen, en was net zo breed als de poortgebouwen diep waren. 19De man mat de afstand vanaf de benedenpoort tot aan de buitenkant van de binnenhof, en die bedroeg 100 el, zowel naar het oosten als naar het noorden.

De noordpoort

20Ook van de noordelijke poort van de buitenhof mat hij de lengte en de breedte. 21Net als de eerste poort had deze poort drie wachtvertrekken aan weerskanten, muurpijlers en een voorhal, en was hij 50 el lang en 25 el breed. 22Ook de vensters, de voorhal en de palmetten hadden dezelfde maten als die van de oostpoort. Zeven treden leidden ernaartoe, en daartegenover bevond zich de voorhal. 23Tegenover de noordelijke poort was er een poort naar de binnenhof, net als tegenover de oostelijke poort. Hij mat de afstand van poort tot poort, en die bedroeg 100 el.

De zuidpoort

24Toen nam de man me mee naar de zuidkant. Ook daar was een poort, op het zuiden. Hij mat de muurpijlers en de voorhal; de poort had dezelfde afmetingen als de andere poorten. 25De poort had net zulke vensters rondom en in de voorhal als de andere poorten. Hij was 50 el lang en 25 el breed. 26Zeven treden leidden ernaartoe, en daartegenover bevond zich de voorhal. Op de muurpijlers aan weerskanten waren palmetten aangebracht. 27Er was ook een zuidpoort naar de binnenhof. Hij mat de afstand tussen de poorten aan de zuidkant, en die bedroeg 100 el.

De binnenste zuidpoort

28Door de zuidpoort bracht de man me naar de binnenhof. Hij mat de poort en die had dezelfde afmetingen als de andere poorten. 29Ook de wachtvertrekken, de muurpijlers en de voorhal hadden dezelfde afmetingen. Er waren vensters rondom en in de voorhal. De poort was 50 el lang en 25 el breed. 30Er waren voorhallen rondom, 25 el lang en 5 el breed. 31De voorhal was aan de kant van de buitenhof, en op de muurpijlers waren palmetten aangebracht. Acht treden leidden ernaartoe.

De binnenste oostpoort

32De man bracht me naar de oostkant van de binnenhof. Hij mat de poort en die had dezelfde afmetingen als de andere poorten. 33Ook de wachtvertrekken, de muurpijlers en de voorhal hadden dezelfde afmetingen. Er waren vensters rondom en in de voorhal. De poort was 50 el lang en 25 el breed. 34De voorhal was aan de kant van de buitenhof, en op de muurpijlers aan weerskanten waren palmetten aangebracht. Acht treden leidden ernaartoe.

De binnenste noordpoort

35Toen bracht de man me naar de noordpoort en mat die op. Hij had dezelfde afmetingen als de andere poorten. 36Ook waren er wachtvertrekken, muurpijlers, een voorhal en vensters rondom. De poort was 50 el lang en 25 el breed. 37Er waren ook muurpijlers aan de kant van de buitenhof, en op die muurpijlers waren aan weerskanten palmetten aangebracht. Acht treden leidden ernaartoe.

De offerruimtes

38Er was een hal waarvan de ingang tussen de muurpijlers van de poort was. Daar kon het vlees voor het brandoffer worden afgespoeld. 39In de voorhal van de poort stonden aan weerskanten twee tafels om de brandoffers, reinigingsoffers en hersteloffers op te slachten. 40Ook aan de buitenkant (voor wie omhoogliep naar de toegang tot de noordpoort) stonden twee tafels, en aan de andere kant van de voorhal van de poort stonden nog eens twee tafels. 41Zo stonden er vier tafels aan beide zijkanten van de poort: acht tafels om op te slachten. 42Vier tafels waren voor het brandoffer; die waren van gehouwen steen. Ze waren elk 1½ el lang, 1½ el breed en 1 el hoog. Daarop lagen de gereedschappen om de dieren voor de brandoffers en de vredeoffers mee te slachten. 43Overal in het gebouw waren haken van 1 handbreedte bevestigd. De tafels waren bestemd voor het vlees van de offergaven. 44Aan de buitenkant van de binnenpoort waren zijhallen voor de zangers, aan de binnenhof. Die naast de noordpoort keken uit op het zuiden, en de andere, naast de oostpoort, keken uit op het noorden.

45De man zei tegen mij: ‘De hal die uitkijkt op het zuiden is voor de priesters die dienstdoen in de tempel, 46en de hal die uitkijkt op het noorden is voor de priesters die dienstdoen bij het altaar. Dat zijn de nakomelingen van Sadok, diegenen van de Levieten die in de nabijheid van de HEER mogen komen om Hem te dienen.’ 47Toen mat hij de hof. Die was vierkant, 100 el lang en 100 el breed. Het altaar stond vóór de tempel.

Binnen in de tempel

48Hij bracht me naar de voorhal van de tempel en mat de muurpijlers ervan: 5 el aan de ene kant en 5 el aan de andere kant. De breedte van de poort was 3 el aan de ene kant en 3 el aan de andere kant. 49De voorhal was 20 el lang en 11 el breed. Tien treden leidden ernaartoe, en bij de muurpijlers stond aan weerskanten een zuil.

Ezechiël 41

1Toen bracht de man me naar de grote zaal, en ook daarvan mat hij de muurpijlers: die waren 6 el breed aan de ene kant en 6 el breed aan de andere kant. 2De ingang was 10 el breed en de zijkanten waren 5 el aan de ene kant en 5 el aan de andere kant. Hij mat de lengte, en die bedroeg 40 el, en de breedte, en die bedroeg 20 el. 3Toen ging hij naar het binnenste vertrek en hij mat de muurpijler van de ingang. Die was 2 el. De ingang zelf was 6 el, en de breedte naast de ingang was 7 el. 4Hij mat de lengte: 20 el, en de breedte: 20 el, net als de grote zaal. Hij zei tegen mij: ‘Dit is het allerheiligste.’
De buitenkant van de tempel

5Hij mat de muur van de tempel en die was 6 el. Er waren vertrekken van 4 el breed, helemaal om de tempel heen, 6in drie omgangen met elk dertig vertrekken. De vertrekken rondom zaten niet vast aan de muur van de tempel zelf, maar aan uitsparingen in een muur om de tempel. 7De vertrekken die de tempel helemaal omgaven werden naar boven toe steeds breder. De breedte van de tempel bleef naar boven toe gelijk. Vanaf de onderste omgang was via de middelste de bovenste te bereiken. 8Ik zag dat er rondom de tempel een verhoging was, als fundament voor de vertrekken, die een hele meetstok mat, een basis van 6 el. 9De buitenmuur van de vertrekken was 5 el dik. Tussen de vertrekken van de tempel zelf 10en de zijhallen was een open ruimte van 20 el breed, helemaal rondom de tempel. 11De vertrekken hadden uitgangen naar de tussenruimte, één aan de noordkant en één aan de zuidkant. En overal was de tussenruimte 5 el breed.

Het gebouw achter de tempel

12Aan een plein aan de westkant stond een gebouw dat 70 el breed was. Het had een muur die overal 5 el dik was, en 90 el lang. 13De man mat de tempel, en die was 100 el lang. Ook het plein en het gebouw met zijn muren waren samen 100 el lang, 14en de gevel van de tempel aan de oostkant van het plein was 100 el breed. 15Hij mat de lengte van het gebouw aan de achterzijde van het plein, en de galerijen aan weerskanten: ook 100 el.

Inrichting van de tempel

In de grote zaal binnen in de tempel, in de voorhallen aan de binnenhof, 16bij de drempels, de tralievensters, de galerijen aan drie kanten, en ook tegenover de drempels was rondom houten beschot aangebracht. Vanaf de vloer tot aan de blinde vensters, 17en tot boven de ingang van de tempel, aan de binnen- en de buitenkant van de tempel, op de hele muur, bevonden zich overal panelen, zowel binnen als buiten.

18Ook waren er cherubs en palmetten, de palmetten tussen de cherubs in. Elke cherub had twee gezichten: 19een mensengezicht, dat naar de ene palmet keek, en een leeuwenkop, die naar de andere palmet keek. Zo was het overal in de hele tempel. 20Cherubs en palmetten waren aangebracht op de muur van de grote zaal, vanaf de vloer tot boven de ingang. 21De grote zaal had een vierkante deurpost; de voorkant van het heilige zag er net zo uit. 22Het altaar was van hout, 3 el hoog en 2 el lang, met hoekpunten, en ook de zijkanten waren over de hele lengte van hout. De man zei tegen mij: ‘Dit is de tafel die gereedstaat voor de HEER.’ 23Er waren twee dubbele deuren naar de grote zaal en ook naar het heilige. 24Elke deur had twee deurvleugels, twee draaiende deurvleugels voor de ene deur en twee voor de andere. 25Op de deuren van de grote zaal waren cherubs en palmetten aangebracht, net als op de muren. Buiten, vóór de voorhal, was een houten afdak. 26Er waren tralievensters en palmetten aangebracht aan de beide zijmuren van de voorhal. Ook de zijvertrekken van de tempel hadden een afdak.

Ezechiël 42

De ruimten voor de priesters

1Toen nam de man me mee naar het noordelijke deel van de buitenhof en bracht me naar de zijhallen bij het achtergebouw, aan de noordkant van het plein. 2Ze hadden een lengte van 100 el, met een breedte van 50 el en met de ingang op het noorden. 3Galerijen in drie verdiepingen lagen langs de 20 el brede binnenhof en langs de geplaveide omloop van de buitenhof. 4Voor de zijhallen was een gang van 10 el breed; naar het binnenste was een doorgang van 1 el, en de toegangen waren op het noorden. 5De bovenste zijhallen waren kleiner, want de galerijen namen daar meer ruimte in beslag dan bij de onderste en de middelste hallen van het gebouw. 6Ze vormden drie verdiepingen en hadden in tegenstelling tot de voorhoven geen zuilen; daarom waren de bovenste kleiner dan de onderste en de middelste. 7In de richting van de buitenhof liep langs de zijhallen een muur; hij was 50 el lang. 8De lengte van de zijhallen aan de kant van de buitenhof was 50 el, en tegenover de grote zaal was dat 100 el. 9Onder deze zijhallen was op het oosten een ingang voor wie er vanuit de buitenhof naar binnen wilde. 10Over de breedte van de muur van de hof naar het oosten, bij het plein en bij het achtergebouw waren ook zijhallen 11met een pad erlangs. Ze zagen er net zo uit als de zijhallen op het noorden, net zo lang en net zo breed, met dezelfde uitgangen, inrichting en toegangen. 12Ook de zijhallen op het zuiden hadden zulke ingangen. Voor wie binnen wilde gaan, lagen alle ingangen aan het begin van het pad dat langs de beschermmuur naar het oosten liep.

13De man zei tegen mij: ‘De zijhallen op het noorden en die op het zuiden, aan het plein, zijn heilige zijhallen, want daar eten de priesters, die in de nabijheid van de HEER komen, de allerheiligste offers. Daar leggen ze de allerheiligste offers neer: de graanoffers, reinigingsoffers en hersteloffers, want die plaats is heilig. 14Als de priesters binnen zijn mogen ze niet vanuit het heiligdom naar de buitenhof gaan. Eerst moeten ze hun dienstkleren, die heilig zijn, in de zijhallen neerleggen. Ze moeten andere kleren aantrekken en dan mogen ze naar de plaats van het gewone volk.’

Het tempelcomplex als geheel

15Toen de man klaar was met het opmeten van het binnenste van de tempel, bracht hij mij naar de oostpoort en mat de tempel rondom op. 16Hij mat de oostkant met een meetstok: 500 van die meetstokken. 17Hij mat de noordkant: 500 stokken. 18Ook de zuidkant mat hij: 500 stokken. 19Toen kwam hij bij de westkant en hij mat 500 stokken. 20Zo mat hij de vier buitenzijden van de tempel, die helemaal door een muur omgeven werd. Het geheel mat 500 bij 500, en de muur vormde de afscheiding tussen wat heilig is en wat niet.

Ezechiël 40-42NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons