Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 239 / Jes. 46-49

Bijbeltekst(en)

Jesaja 46

1Bel is gebroken, Nebo ligt geveld.

Eens droegen jullie hen plechtig rond,

maar nu zijn hun beelden voor de lastdieren,

een zware last voor uitgeputte beesten.

2Ze zijn gebroken en geveld,

ze hebben zichzelf niet kunnen beschermen;

hun beelden worden weggesleept.

3Luister naar Mij, volk van Jakob

en al wat er van Israël nog over is –

van de moederschoot af door Mij gedragen,

door Mij gekoesterd vanaf de geboorte:

4Tot in je ouderdom blijf Ik dezelfde,

tot in je grijsheid zal Ik je steunen.

Wat Ik gedaan heb, zal Ik blijven doen,

Ik zal je steunen en beschermen.

5Met wie wil je Mij vergelijken,

aan wie Mij gelijkstellen?

Met wie vertoon Ik overeenkomst?

6Mensen schudden goud uit hun buidel

of wegen zilver af op een weegschaal,

ze nemen een edelsmid in dienst

die er een god van maakt.

Ze buigen zich neer en knielen ervoor.

7Ze nemen hem op hun schouders en torsen hem.

Waar ze hem neerzetten, daar blijft hij staan,

hij komt niet meer van zijn plaats.

Als ze hem om hulp roepen, antwoordt hij niet,

hij redt hen niet uit hun nood.

8Neem dit ter harte, zondaars,

verman je, kom tot inkeer!

9Denk terug aan alles wat eertijds is gebeurd.

Ik ben God, er is geen ander,

Ik ben God, niemand is aan Mij gelijk.

10Ik ben het die in het begin al het einde aankondigde,

en lang tevoren wat nog gebeuren moest.

Die zegt: ‘Wat Ik besluit, wordt van kracht,

en alles wat Ik wil, breng Ik ten uitvoer.’

11Die uit het oosten een adelaar roept,

uit een ver land een man die mijn plannen uitvoert.

Ik heb gesproken, en zo zal het gebeuren.

Zoals Ik het bepaald heb, zo zal het gaan.

12Luister naar Mij, hardnekkig volk,

dat zich verre houdt van gerechtigheid.

13Ik breng mijn gerechtigheid nabij,

ze is niet ver meer,

het duurt niet lang voor Ik redding breng.

Ik zal redding brengen in Sion,

Ik laat Israël in mijn luister delen.

Jesaja 47

Babel in het stof

1Kom van je troon af,

zet je neer in het stof,

vrouwe Babel;

kies een zitplaats op de grond,

vrouwe Chaldea.

Niet langer noemt men je

teergevoelig en verfijnd.

2Pak de handmolen, maal het graan.

Sla je sluier terug, schort je rokken op,

ontbloot je dijen, doorwaad rivieren.

3Naakt word je tentoongesteld,

openlijk zul je te schande staan.

Zo neem Ik wraak, en niemand houdt Mij tegen.

4– Hij is onze bevrijder, de Heilige van Israël,

zijn naam is HEER van de hemelse machten.

5Ga zitten, wees stil,

tast rond in het duister,

vrouwe Chaldea.

Niet langer noemt men je

Meesteres over koninkrijken.

6Ik was tegen mijn volk in woede ontstoken,

Ik heb mijn eigen land ontwijd.

Ik heb mijn volk aan jou uitgeleverd

en je hebt het niet ontzien,

zelfs de oudsten heb je een zeer zwaar juk opgelegd.

7Je zei: ‘Ik ben en ik blijf meesteres, voor altijd.’

Maar je had geen oog voor de loop der dingen,

hoe dit zou eindigen, heb je niet voorzien.

8Luister hiernaar, verwende vrouw,

jij die zo onbekommerd leeft,

die denkt: Ik, en ik alleen!

Ik zal niet als weduwe achterblijven,

het verlies van kinderen blijft mij bespaard.

9Integendeel, het overkomt je allebei,

in een oogwenk, op één enkele dag:

het verlies van kinderen en het weduwschap

zullen je in hun volle omvang treffen,

ondanks je talloze toverkunsten

en je krachtige bezweringsformules.

10Vertrouwend op je eigen slechtheid

dacht je: Er is niemand die me ziet.

Je wijsheid en je kennis hebben je misleid,

je dacht: Ik, en ik alleen!

11Het kwade zal je overkomen,

en je weet het niet te bezweren.

Ongeluk zal je overvallen,

en afwenden kun je het niet.

Onverwachts komt de ondergang,

waarvan je geen vermoeden had.

12Ga maar door met je bezweringsformules

en met de talloze toverkunsten

waarmee je je van jongs af aan hebt afgemat:

misschien kun je nog iets uitrichten,

misschien laat het onheil zich afschrikken.

13Wat heb je je afgetobd met talloze raadgevers!

Laten zij die naar de sterren staren,

die de hemel kunnen uitleggen,

die je per maand laten weten wat je overkomen zal,

laten zij nu aantreden, laten zij je redden!

14Ze worden als kaf, het vuur zal hen verteren,

ze zijn niet meer te redden uit de macht van de vlammen.

En dat zal geen vuur zijn om brood op te bakken,

geen gloed om je aan te warmen.

15Zoveel hebben ze jou dus te bieden,

zij voor wie je je hebt afgemat,

met wie je van jongs af aan handeldreef:

ieder van hen zwerft een eigen kant uit

en er is niemand die jou redt.

Jesaja 48

De dienaar van de HEER als bevrijder van zijn volk

1Luister hiernaar, volk van Jakob,

dat de naam Israël mag dragen,

dat uit Juda’s bron is voortgekomen,

dat zweert bij de naam van de HEER

en de God van Israël aanroept,

maar onwaarachtig en onoprecht.

2Je noemt jezelf naar de heilige stad

en je steunt op de God van Israël,

wiens naam is HEER van de hemelse machten.

3Lang geleden kondigde Ik aan wat nog stond te gebeuren,

Ik heb het uitgesproken, Ik heb het laten horen.

Onverwachts bracht Ik die gebeurtenissen tot stand.

4Omdat Ik weet dat je onhandelbaar bent

– je nek hard als ijzer, je voorhoofd van brons –

5heb Ik het je van tevoren aangekondigd,

voordat het gebeurde liet Ik het horen,

opdat je niet zou zeggen: ‘Dat hebben mijn goden gedaan.

Dat is gebeurd op bevel van mijn beelden.’

6Je hebt het gehoord, je kunt het allemaal zien –

waarom laat je dat niet blijken?

Vanaf nu laat Ik je nieuwe dingen horen:

wat nog verborgen is en jou onbekend.

7Nu pas zijn ze geschapen, niet eerder,

nog nooit heb je iets dergelijks gehoord,

zodat je niet kunt zeggen: ‘Dat wist ik allang.’

8Niets heb je hiervan gehoord of geweten,

deze dingen zijn je niet eerder ter ore gekomen.

Ik weet hoe onbetrouwbaar je bent,

een geboren zondaar word je genoemd.

9Omwille van mijn naam houd Ik mijn woede in toom,

omwille van mijn eer zal Ik me inhouden

en je niet ten onder laten gaan.

10Ik zal je louteren, maar niet als zilver,

in de smeltoven van de ellende zal Ik je beproeven.

11Omwille van mijzelf doe Ik dit, omwille van mijzelf,

want hoe zou mijn naam ontwijd kunnen worden!

Ik deel mijn majesteit niet met een ander.

12Luister naar Mij, Jakob – Israël, door Mij geroepen.

Ik ben het! Ik ben de eerste, Ik ben de laatste!

13Eigenhandig heb Ik de aarde gegrondvest,

met mijn rechterhand de hemel ontvouwd;

wanneer Ik ze roep, staan beide paraat.

14Kom allemaal, verzamel je en luister.

Wie van hun goden heeft dit aangekondigd:

‘De man die de liefde van de HEER geniet

zal diens plannen met Babylonië uitvoeren

en bij de Chaldeeën zijn macht doen gelden’?

15Ik, Ik was het die dat zei! En Ik heb hem geroepen,

Ik laat hem komen, en wat hij onderneemt zal slagen.

16Kom naderbij en luister hiernaar.

Van meet af aan heb Ik openlijk gesproken,

vanaf het begin van de geschiedenis was Ik erbij.

– God, de HEER, heeft mij gezonden, met zijn geest. –

17Dit zegt de HEER, je bevrijder, de Heilige van Israël:

Ik ben de HEER, jullie God,

die jullie onderricht in je eigen belang,

die jullie leidt op de weg die je gaat.

18Luisterde je maar naar mijn geboden,

dan zou je vrede zijn als een rivier,

en je gerechtigheid als de golven van de zee.

19Je nageslacht zou zijn als het zand,

je nazaten ontelbaar als zandkorrels.

Je naam zou nooit worden uitgewist,

maar voor altijd bij Mij voortleven.

20Trek weg uit Babel, ontvlucht de Chaldeeën!

Verkondig dit met luid gejuich, laat het horen,

laat weten tot aan de einden der aarde:

‘De HEER koopt zijn dienaar Jakob vrij!’

21Hij voert zijn volk door de woestijn,

ze zullen geen dorst lijden;

Hij laat water voor hen stromen uit de rots,

Hij klieft een rots en het water gutst eruit.

22Goddelozen zullen geen vrede kennen – zegt de HEER.

Jesaja 49

1Eilanden, hoor mij aan,

verre volken, luister aandachtig.

Al in de schoot van mijn moeder

heeft de HEER mij geroepen,

nog voor ze mij baarde noemde Hij mijn naam.

2Mijn tong maakte Hij scherp als een zwaard,

Hij hield me verborgen in de schaduw van zijn hand;

Hij maakte me tot een puntige pijl,

Hij stak me weg in zijn pijlkoker.

3Hij heeft me gezegd: ‘Mijn dienaar ben jij.

In jou, Israël, toon Ik mijn luister.’

4Maar ik zei: ‘Tevergeefs heb ik me afgemat,

ik heb al mijn krachten verbruikt,

het was voor niets, het heeft geen zin gehad.

Maar de HEER zal mij recht doen,

mijn God zal mij belonen.’

5Toen sprak de HEER

Hij die mij al in de moederschoot

gevormd heeft tot zijn dienaar

om Jakob naar Hem terug te brengen,

om Israël rond Hem te verzamelen,

zodat ik aanzien zou genieten bij de HEER

en mijn God mijn sterkte zou zijn.

6Hij zei: ‘Dat je mijn dienaar bent

om de stammen van Jakob op te richten

en de overlevenden van Israël terug te brengen,

dat is nog maar het begin.

Ik zal je maken tot een licht voor alle volken,

opdat de redding die Ik brengen zal

tot aan de einden der aarde reikt.’

7Dit zegt de HEER, de bevrijder, de Heilige van Israël,

tegen hem die smadelijk veracht wordt,

die door vreemde volken wordt verafschuwd,

die dienaar is van vreemde heersers:

Koningen zullen dit zien en opstaan,

vorsten buigen diep voorover,

omwille van de HEER, die betrouwbaar is,

de Heilige van Israël, die jou heeft uitgekozen.

8Dit zegt de HEER:

In het uur van mijn genade geef Ik je antwoord,

op de dag van de redding zal Ik je helpen.

Ik zal je behoeden, Ik neem je in dienst

voor mijn verbond met het volk,

om het land weer op te richten,

om het verlaten erfgoed in eigendom terug te geven,

9om tegen gevangenen te zeggen: ‘Ga in vrijheid!’

en tegen wie in het duister verblijft: ‘Kom tevoorschijn!’

Langs wegen zullen zij weiden,

op iedere kale heuvel vinden ze weidegrond.

10Ze zullen dorst noch honger lijden,

de zinderende hitte zal hen niet kwellen

en de zon zal hen niet steken,

want Hij die zich over hen ontfermt, zal hen leiden

en hen naar waterbronnen voeren.

11Ik effen al mijn bergen tot een weg,

Ik zal mijn paden plaveien.

12Kijk! Zij daar komen van ver,

en kijk, zij uit het noorden, en uit het westen,

en zij uit het land van Syene.

13Juich, hemel! Jubel, aarde!

Bergen, breek uit in gejuich!

De HEER heeft zijn volk getroost,

Hij heeft zich over de armen ontfermd.

Sions klachten door de HEER weerlegd

14Sion zegt:

‘De HEER heeft mij verlaten,

mijn Heer is mij vergeten.’

15Maar zou een vrouw haar zuigeling vergeten,

zich niet ontfermen over het kind dat zij droeg?

Zelfs al zou zij het vergeten,

Ik vergeet jou nooit.

16Ik heb je in mijn handpalmen gegrift,

je muren staan Mij steeds voor ogen.

17Je kinderen haasten zich terug naar huis,

de vijand die je verwoestte en vernielde, trekt weg.

18Sla je ogen op, kijk om je heen:

ze stromen in drommen naar je toe.

Zo waar Ik leef – spreekt de HEER –,

je zult je met hen tooien,

hen dragen zoals een bruid haar sieraden.

19Je puinhopen, je verwoeste en vernielde land –

weldra zal het te klein zijn voor al je bewoners,

en je aartsvijand zal in de verte verdwijnen.

20Je dacht dat je je kinderen verloren had,

maar eens zul je hen horen zeggen:

‘Het is ons hier te benauwd.

Geef ons meer ruimte om te wonen.’

21Je zegt bij jezelf:

Wie zou mij die kinderen schenken?

Ik heb toch geen kinderen?

Ik ben onvruchtbaar, verbannen en verstoten.

En wie zou hen grootbrengen?

Ik ben alleen over – waar komen zij dan vandaan?

22Maar dit zegt God, de HEER:

Ik zal mijn hand opheffen naar vreemde volken,

Ik steek mijn vaandel voor hen op.

Ze nemen je zonen op hun arm

en dragen je dochters op hun schouders.

23Koningen zullen je verzorgen,

vorstinnen zullen je zogen.

Ze zullen voor je knielen, zich diep vooroverbuigen,

en het stof van je voeten likken.

Dan zul je erkennen dat Ik de HEER ben,

die niet beschaamt wie op Hem hopen.

24‘Alsof een strijder zich zijn buit laat afnemen!

Kunnen gevangenen soms ontkomen aan een tiran?’

25Toch zegt de HEER:

Gevangenen worden de strijder ontnomen,

de tiran zal zijn buit verliezen.

Wie een geding voert tegen jou

zal Ik in een geding bestrijden,

en Ikzelf zal je kinderen redden.

26Ik laat je onderdrukkers hun eigen vlees eten,

hun eigen bloed is de wijn die hen dronken maakt.

Dan zal iedereen erkennen

dat Ik, de HEER, je redder ben,

je bevrijder, de Machtige van Jakob.

Jesaja 46-49NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons