Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 235 / Gal. 1-3

Bijbeltekst(en)

Galaten 1

1Van Paulus, een apostel die niet is aangesteld of gezonden door mensen, maar door Jezus Christus en God, de Vader, die Hem uit de dood heeft opgewekt, 2en van alle broeders en zusters die bij mij zijn. Aan de gemeenten in Galatië. 3Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus, 4die zichzelf gegeven heeft voor onze zonden om ons te bevrijden uit deze door het kwaad beheerste wereld, overeenkomstig de wil van onze God en Vader. 5Hem komt de eer toe tot in alle eeuwigheid. Amen.

Het ware evangelie

6Het verbaast me dat u zich zo snel hebt afgewend van Hem die u door de genade van Christus heeft geroepen en dat u zich tot een ander evangelie hebt gekeerd. 7Er is geen ander evangelie. Er zijn alleen maar mensen die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. 8Wanneer iemand, al was ik het zelf of al was het een engel uit de hemel, u een evangelie verkondigt dat in strijd is met wat ik u eerder verkondigd heb – vervloekt is hij! 9Ik heb het al eerder gezegd en zeg het nu opnieuw: wanneer iemand u een evangelie verkondigt dat in strijd is met wat u hebt ontvangen – vervloekt is hij! 10Probeer ik nu mensen te overtuigen of God? Probeer ik soms mensen te behagen? Als ik dat nog altijd zou doen, zou ik geen dienaar van Christus zijn. 11Ik verzeker u, broeders en zusters, dat het evangelie dat ik u verkondigd heb geen zaak van mensen is; 12ik heb het dan ook niet van een mens ontvangen of geleerd, nee, Jezus Christus is mij geopenbaard.

13U hebt gehoord hoezeer ik me vroeger inzette voor de Joodse levenswijze: fanatiek vervolgde ik de gemeente van God en ik probeerde haar uit te roeien. 14Ik leefde de Joodse wetten heel wat strikter na dan velen van mijn generatie en maakte me sterk voor de tradities van ons voorgeslacht. 15Maar toen besloot God, die mij al in de moederschoot had uitgekozen en die mij door zijn genade heeft geroepen, 16zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem aan de heidense volken zou verkondigen. Ik heb toen geen raad gevraagd aan mensen 17en ben ook niet naar Jeruzalem gegaan, naar hen die eerder apostel waren dan ik. Ik ben onmiddellijk naar Arabië gegaan en ben van daar weer teruggekeerd naar Damascus. 18Pas drie jaar later ging ik naar Jeruzalem om Kefas te ontmoeten, en bij hem bleef ik twee weken. 19Maar van de overige apostelen heb ik niemand gezien, behalve Jakobus, de broer van de Heer. 20God is mijn getuige dat ik u de waarheid schrijf. 21Daarna ging ik naar het kustgebied van Syrië en van Cilicië. 22De gemeenten van Christus in Judea hadden mij nog nooit ontmoet, 23ze hadden alleen over mij horen vertellen: ‘De man die ons vroeger vervolgde, verkondigt nu het geloof dat hij toen probeerde uit te roeien.’ 24En zij prezen God om mij.

Galaten 2

1Na verloop van veertien jaar ging ik opnieuw naar Jeruzalem, samen met Barnabas, en ik nam ook Titus mee. 2Ik ging erheen omdat mij dat in een openbaring was opgedragen. In besloten kring legde ik de belangrijkste broeders het evangelie voor dat ik aan de heidense volken verkondig, want ik wilde me ervan overtuigen dat mijn inspanningen, toen en nu, niet voor niets waren. 3Maar zelfs Titus, die mij vergezelde, werd niet gedwongen zich te laten besnijden, hoewel hij toch een Griek is. 4Dat wilden alleen een paar schijnbroeders, die als spionnen waren binnengedrongen om erachter te komen hoe wij onze vrijheid, die we in Christus Jezus hebben, gebruikten. Ze wilden slaven van ons maken. 5Maar we zijn geen moment voor hen gezwicht, want de waarheid van het evangelie moest in uw belang behouden blijven. 6De belangrijkste broeders – overigens doet hun positie er voor mij niet toe, God slaat geen acht op het aanzien van een mens – hebben mij tot niets verplicht. 7Integendeel, ze zagen in dat mij de verkondiging onder de onbesnedenen is toevertrouwd, zoals aan Petrus de verkondiging onder de besnedenen; 8want zoals God Petrus kracht had gegeven voor zijn werk als apostel onder de besnedenen, zo had Hij mij kracht gegeven voor mijn werk onder de andere volken. 9Als blijk van erkenning van de genade die mij geschonken was, reikten Jakobus, Kefas en Johannes, die als steunpilaren golden, mij en Barnabas de broederhand: wij zouden naar de andere volken gaan, zij naar de besnedenen. 10Onze enige verplichting was dat we de armen ondersteunden, en dat is ook precies waarvoor ik mij heb ingezet.

11Maar toen Kefas in Antiochië was, heb ik me openlijk tegen hem verzet, want zijn gedrag was verwerpelijk. 12Hij at altijd mee met de niet-Joden, maar toen er afgezanten van Jakobus kwamen, trok hij zich terug en at hij apart, uit angst voor de kring van de besnedenen. 13De andere Joden gedroegen zich net zo schijnheilig als hij, en zelfs Barnabas deed mee met hun huichelarij. 14Toen ik zag dat ze niet de rechte weg naar het ware evangelie bewandelden, zei ik tegen Kefas, in aanwezigheid van iedereen: ‘Als jij, hoewel je een Jood bent, niet volgens de Joodse gebruiken leeft maar volgens die van de andere volken, hoe kun je dan niet-Joden dwingen om als Joden te leven?’

Rechtvaardig voor God door geloof in Jezus Christus

15Hoewel wij Joden van geboorte zijn en geen zondaars uit andere volken, 16weten we dat iemand niet rechtvaardig verklaard wordt door de wet na te leven, maar door geloof in Jezus Christus. Daarom stellen ook wij ons vertrouwen in Christus Jezus, opdat wij rechtvaardig verklaard worden door het geloof in Hem en niet door het naleven van de wet. Want geen mens wordt rechtvaardig verklaard door de wet na te leven. 17Uit ons streven om door geloof in Christus rechtvaardig verklaard te worden, blijkt dat ook wijzelf zondaars zijn. Betekent dit dan dat Christus in dienst staat van de zonde? Natuurlijk niet. 18Maar als ik weer aanneem wat ik had verworpen, laat ik zien dat ik een overtreder ben. 19Want de wet werd mijn dood, maar ik, dood voor de wet, leef voor God. Met Christus ben ik gekruisigd: 20ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij. Mijn leven hier op aarde leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zich voor mij heeft prijsgegeven. 21Ik verwerp Gods genade niet; als we door de wet rechtvaardig zouden kunnen worden, zou Christus voor niets gestorven zijn.

Galaten 3

Het geloof en de wet

1Galaten, u hebt uw verstand verloren! Wie heeft u in zijn ban gekregen? Ik heb u Jezus Christus toch openlijk en duidelijk als de gekruisigde bekendgemaakt? 2Ik wil maar één ding van u weten: hebt u de Geest ontvangen door de wet na te leven of door te geloven wat u hebt gehoord? 3Bent u werkelijk zo dwaas dat u, terwijl u met de Geest begon, nu weer uitkomt bij het aardse? 4Is alles wat u hebt meegemaakt dan voor niets geweest? Dat kan toch niet! 5Geeft God u de Geest en laat Hij zijn kracht in u werkzaam zijn omdat u de wet naleeft, of omdat u gelooft wat u hebt gehoord?

6Van Abraham wordt gezegd: ‘Hij vertrouwde op God, en dat werd hem als rechtvaardigheid toegerekend.’ 7U ziet dus dat zij die geloven kinderen van Abraham zijn. 8En de Schrift, die voorzag dat God ook de andere volken door geloof rechtvaardig zou verklaren, verkondigde het evangelie al lang tevoren aan Abraham: ‘In jou zullen alle volken gezegend worden.’ 9En dus wordt iedereen die gelooft samen met Abraham, de gelovige, gezegend. 10Maar wie zijn vertrouwen stelt in het naleven van de wet, leeft onder een vloek, want er staat geschreven: ‘Vervloekt is eenieder die zich niet houdt aan alles wat in het boek van de wet geschreven staat.’ 11Dat niemand voor God als rechtvaardig geldt omdat hij de wet naleeft, is volkomen duidelijk, want ‘de rechtvaardige zal leven door geloof’. 12Bij de wet daarentegen gaat het niet om geloof, want er staat: ‘Wie doet wat de wet voorschrijft, zal leven.’ 13Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons vervloekt te worden, want er staat geschreven: ‘Vervloekt is ieder mens die aan een paal hangt.’ 14Zo zouden in Christus Jezus alle volken delen in de zegen van Abraham en zouden wij, zoals is beloofd, door geloof de Geest ontvangen.

15Broeders en zusters, zoals algemeen bekend, is een testament rechtsgeldig als het door een mens bekrachtigd is; niemand kan het ongeldig verklaren of er iets aan toevoegen. 16Net zo gaf God zijn beloften aan Abraham en zijn nakomeling. Let wel, er staat niet ‘nakomelingen’, alsof het velen betreft, maar het gaat er om één: ‘je nakomeling’ – en dat is Christus. 17Ik bedoel dit: de wet, die vierhonderddertig jaar na de belofte is gekomen, maakt het testament dat door God bekrachtigd is niet ongeldig. De wet kan de belofte niet ontkrachten. 18Immers, als de erfenis afhankelijk zou zijn van de wet, zou ze niet afhankelijk zijn van de belofte, maar het is nu juist door zijn belofte dat God zijn genade aan Abraham heeft geschonken.

19Waarom dan toch de wet? De wet is later toegevoegd om onze overtredingen aan het licht te brengen, tot de komst van de nakomeling aan wie de belofte was gedaan, en werd door engelen uitgevaardigd bij monde van een bemiddelaar. 20Maar bemiddeling is niet nodig wanneer er maar één is die handelt, en God is één. 21Is de wet daarom in strijd met Gods beloften? Absoluut niet. Als er een wet gegeven was die leven kon brengen, dan zouden we inderdaad rechtvaardig verklaard kunnen worden op grond van de wet. 22Maar de Schrift heeft alles in de macht van de zonde gelegd, zodat de belofte kon worden gegeven op grond van geloof in Jezus Christus, aan wie op Hem vertrouwen. 23Voordat dit geloof kwam, werden we door de wet bewaakt; we leefden in gevangenschap tot het geloof geopenbaard zou worden. 24Kortom, de wet hield ons onder toezicht totdat Christus kwam, opdat we rechtvaardig verklaard zouden worden op grond van geloof. 25Maar nu het geloof gekomen is, staan we niet langer onder toezicht, 26want door dit geloof bent u allen kinderen van God, in Christus Jezus. 27U allen die door de doop één met Christus bent geworden, hebt u met Christus omkleed. 28Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus. 29En omdat u Christus toebehoort, bent u nakomelingen van Abraham, erfgenamen volgens de belofte.

Galaten 1-3NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons