NBV21 (NBV21)
3

Eerbied voor de ouders

31

3:1-16
Ex. 20:12
Deut. 5:16
Ef. 6:1-3
Kinderen, luister naar de terechtwijzing van je vader;

handel ernaar, dan zul je veilig zijn.

2Want de Heer heeft de vader aanzien bij zijn kinderen gegeven

en de zonen aan het oordeel van hun moeder verplicht.

3Wie zijn vader eer bewijst, bewerkt verzoening voor zijn zonden.

4Wie zijn moeder hoogacht is als iemand die schatten verzamelt.

5Wie zijn vader eer bewijst, vindt vreugde in zijn kinderen

en wanneer hij bidt, wordt hij verhoord.

6Wie zijn vader hoogacht, zal lang leven,

wie luistert naar de Heer, geeft zijn moeder rust.

7Wie ontzag heeft voor de Heer, eert zijn vader.

Hij dient zijn ouders zoals hij een meester dient.

8

3:8
Mat. 21:28-31
Bewijs je vader eer met wat je zegt en doet,

dan ontvang je zijn zegen.

9

3:9
Gen. 27:27-29
48:15-20
49:3-28
Deut. 33:1-29
Want de zegen van de vader stut de huizen van zijn kinderen,

maar de vloek van de moeder slaat de fundamenten stuk.

10Probeer geen eer te behalen door je vader te minachten,

minachting voor je vader brengt je geen eer.

11

3:11
Spr. 17:6
De eer van een mens komt voort uit de achting die zijn vader geniet,

een moeder die geminacht wordt is een schandvlek voor haar kinderen.

12

3:12
Mat. 15:4-6
Kinderen, wees je vader op zijn oude dag tot steun

en doe hem geen verdriet zolang hij leeft.

13Als zijn verstand hem verlaat, heb dan begrip voor hem.

Jij die nog al je kracht hebt mag niet op hem neerzien.

14Als je je over je vader ontfermt, wordt dat niet vergeten;

zo bouw je weer op wat je zonden hebben afgebroken.

15Als het je slecht gaat wordt er aan je gedacht.

Zoals ijs smelt voor de zon, zo smelten je zonden.

16

3:16
Ex. 21:17
Spr. 19:26
30:17
Wie zijn vader in de steek laat is als een godslasteraar.

Wie zijn moeder bitter stemt, wordt door de Heer vervloekt.

Bescheidenheid

17Mijn kind, wees zachtaardig in wat je doet,

dan ben je geliefder dan iemand die geschenken geeft.

18

3:18
Mat. 20:26-28
Hoe belangrijker je bent, des te bescheidener moet je zijn,

dan vind je genade bij de Heer.

19Er zijn veel hooggeplaatste en beroemde mensen,

maar aan de zachtmoedigen onthult Hij zijn geheimen.

20Groot is de kracht van de Heer,

een bescheiden mens prijst Hem.

21

3:21
Ps. 131:1
Onderzoek geen dingen die te moeilijk voor je zijn,

probeer niet te begrijpen wat je verstand te boven gaat.

22Richt je op hetgeen je opgedragen is,

waarom zou je met verborgen dingen bezig zijn?

23Bemoei je niet met zaken die je niet aangaan,

er is je al meer getoond dan een mens bevatten kan.

24Immers, velen zijn door hun eigen ideeën misleid,

loze vermoedens hebben hun denkkracht ontwricht.

25Als je geen ogen hebt, ontbreekt je het licht,

als je geen inzicht hebt, veins het dan niet.

26

3:26
Spr. 28:14
Rom. 2:5
Een verstokt hart vergaat het uiteindelijk slecht,

wie van gevaar houdt, moet dat met de dood bekopen.

27Een verstokt hart krijgt veel moeite en pijn te verduren,

een zondaar stapelt zonde op zonde.

28Een hoogmoedig mens wordt niet van zijn ellende genezen,

het kwaad is diep in hem geworteld.

29Een verstandig mens overdenkt de wijsheid van spreuken,

een wijze wil een en al oor zijn.

Omgang met mensen in nood

30

3:30
1 Petr. 4:8
Water blust een laaiend vuur, mededogen verzoent je zonden.

31

3:31
Deut. 15:7-11

Wie goede daden terugbetaalt, denkt aan de toekomst,

wanneer hij dreigt te vallen wordt hij overeind gehouden.