Nieuwe Bijbelvertaling (NBV)
1

Wie gerechtigheid zoekt zal leven

11

1:1
Wijsh. 6:1
Mat. 6:33
Heb de gerechtigheid lief, heersers van de aarde. Koester zuivere gedachten over de Heer en zoek hem met een eerlijk geweten. 2Wie hem niet tart zal hem vinden, en wie hem niet wantrouwt zal hem zien. 3Misvattingen houden een mens bij God vandaan. Dwazen kunnen zijn macht alleen tot hun eigen schande op de proef stellen.

4De wijsheid zoekt geen onderkomen in een ziel die sluw is, ze woont niet in een lichaam dat door zonde wordt beheerst. 5

1:5
Rom. 8:14
Als Gods heilige geest onderwijst ze mensen. Bedrog ontvlucht ze, onverstandig denken gaat ze uit de weg, waar onrecht opdoemt trekt ze zich terug. 6
1:6
Ps. 7:10
Jer. 11:20
17:10
Wijsh. 7:23
Sir. 42:20
De wijsheid is een geest die mensen liefheeft. Maar godslasteraars houdt ze verantwoordelijk voor hun woorden. God weet wat er in hun binnenste leeft, hij ziet feilloos wat ze in gedachten hebben en hoort wat er uit hun mond komt. 7
1:7
Ps. 139:7-12
Spr. 22:12
Sir. 39:19
De geest van de Heer vervult immers de hele wereld; hij die alles omvat weet wat er gezegd wordt. 8Daarom kan niemand onopgemerkt iets onrechtvaardigs zeggen, en zal ook niemand zijn gerechte straf ontlopen. 9Alles wat goddeloze mensen bedenken zal onderzocht worden, en wat ze gezegd hebben zal de Heer worden voorgelegd als bewijs van hun misdragingen. 10Zijn oor is gespitst en hoort alles, geen enkel opstandig geluid blijft onopgemerkt.

11Hoed u dus voortaan voor zinloos geklaag, houd u ver van lasterpraat. Wat heimelijk gezegd wordt zal niet in stilte verdwijnen, en wie leugens spreekt bewerkt zijn eigen ondergang. 12

1:12
Spr. 8:36
Zoek de dood niet op door slecht te leven, trek het verderf niet aan door wat u doet. 13
1:13
Ezech. 18:23
33:11
Wijsh. 2:23
11:26
Want de dood is niet door God gemaakt. God vindt geen vreugde in de ondergang van enig levend wezen. 14
1:14
Sir. 39:21
Hij heeft alles geschapen om het te laten bestaan. Alles ter wereld dient om het leven in stand te houden. In geen enkel schepsel ligt de kiem van de dood, en het dodenrijk kan op aarde geen rechten doen gelden, 15
1:15
Wijsh. 3:4
want rechtvaardigheid maakt onsterfelijk.

16

1:16
Spr. 8:36
Jes. 28:15
Sir. 14:12
De goddelozen echter wenken de dood en roepen hem bij zich. Doordat ze hem voor een vriend houden, kwijnen ze weg. Ze sluiten een verbond met hem, en ze verdienen het ook om bij hem te horen.